ECLI:NL:RVS:2008:BD6078

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706992/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor koffiebranderij en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer voor het oprichten en in werking hebben van een koffiebranderij. Het college heeft op 21 augustus 2007 een vergunning verleend aan [vergunninghouder], welke op 23 augustus 2007 ter inzage is gelegd. Tegen deze vergunning hebben [appellanten] op 1 oktober 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 1 november 2007 zijn aangevuld. Tijdens de zitting op 24 juni 2008 zijn de appellanten vertegenwoordigd door mr. L. Lancée en een deskundige, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. ing. E. de Vilder en G. Ritstier. Ook de vergunninghouder was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. I.F.M. Kwint en een deskundige.

De Raad van State heeft overwogen dat op 1 januari 2008 het Activiteitenbesluit in werking is getreden, waardoor voor de vergunde activiteiten geen vergunning meer vereist is. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verleende vergunning is vervallen, omdat deze vóór 1 januari 2008 niet onherroepelijk was. De Raad van State heeft vastgesteld dat [appellanten] geen belang meer hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2008.

Uitspraak

200706992/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) aan [vergunninghouder], een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een koffiebranderij op het adres [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 23 augustus 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. L. Lancée en [getuige-deskundige], en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. E. de Vilder en G. Ritstier, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde], mr. I.F.M. Kwint en [deskundige].
2. Overwegingen
2.1. Op 1 januari 2008 zijn het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de daarmee samenhangende wijziging van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking getreden. Aangezien in verband hiermee voor de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten geen vergunning meer is vereist, is de bij dat besluit verleende vergunning vervallen.
Ingevolge artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit worden voorschriften die zijn verbonden aan een vóór 1 januari 2008 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning, die vóór die datum in werking en onherroepelijk was, onder omstandigheden als maatwerkvoorschriften aangemerkt. Omdat de bij het bestreden besluit verleende vergunning vóór 1 januari 2008 niet onherroepelijk was, zijn er geen voorschriften die worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften.
Niet is gebleken dat [appellanten] niettemin belang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Teuben
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2008
483.