ECLI:NL:RVS:2008:BD5573
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- M.A.A. Mondt Schouten
- P.B.M.J. van der Beek Gillessen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Raad van State op 19 juni 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling had eerder bij de rechtbank 's-Gravenhage beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, welke door de rechtbank gegrond werd verklaard op 14 mei 2008. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie niet had voldaan aan zijn verplichting om tijdig de relevante stukken aan de rechtbank te overleggen, waardoor de rechtbank niet in staat was om de rechtmatigheid van de bewaring te toetsen. Dit leidde tot de opheffing van de maatregel van bewaring met onmiddellijke ingang, maar de rechtbank heeft geen oordeel gegeven over de vraag of de maatregel onrechtmatig was en heeft ook geen schadevergoeding toegekend.
De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat de rechtbank ten onrechte geen gronden had gevonden voor schadevergoeding. De Raad van State oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde, omdat de rechtbank niet had gemotiveerd waarom er geen gronden voor schadevergoeding waren. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld, met de opdracht aan de rechtbank om te beslissen over de vergoeding van deze kosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de verplichting van de staatssecretaris om tijdig relevante stukken aan de rechtbank te overleggen, en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en de mogelijkheid tot schadevergoeding.