ECLI:NL:RVS:2008:BD5407

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705243/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Roerstreek-Noord/Roerstreek-Oost door college van gedeputeerde staten van Limburg

Op 12 juni 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan 'Roerstreek-Noord/Roerstreek-Oost', dat door de raad van de gemeente Roermond op 26 oktober 2006 was vastgesteld. Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond op 25 juli 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 19 februari 2008, waarbij vertegenwoordigers van beide colleges en van Prorail B.V. en de minister van Verkeer en Waterstaat aanwezig waren.

De Raad van State overwoog dat het college van burgemeester en wethouders van Roermond als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks dat de raad zelf geen beroep heeft ingesteld. De Raad benadrukte dat de ruimtelijke ordening van de gemeente een belang is dat aan het college is toevertrouwd. Het college had goedkeuring onthouden aan de wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming 'Spoorwegdoeleinden S' naar 'Groenvoorziening G', omdat dit betrekking had op een historisch tracé van de goederenspoorlijn IJzeren Rijn, waarvoor het recht van doortocht aan België was verleend.

De Raad van State concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Roermond niet kon aantonen dat de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming was met de geldende verdragen en dat het recht van doortocht gerespecteerd moest worden. Het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Roermond werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 14 mei 2008.

Uitspraak

200705243/1.
Datum uitspraak: 14 mei 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Roermond,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Roermond bij besluit van 26 oktober 2006 vastgestelde bestemmingsplan 'Roerstreek-Noord/Roerstreek-Oost'.
Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond bij brief van 25 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben ProRail B.V., gevestigd te Utrecht, en de minister van Verkeer en Waterstaat, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college van burgemeester en wethouders van Roermond heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2008, waar het college van burgemeester en wethouders van Roermond, vertegenwoordig door E.H.J. Pietermans, ambtenaar in dienst van de gemeente, en het college, vertegenwoordigd door M. Pörteners, ambtenaar in dienst van de provincie Limburg, is verschenen. Voorts zijn als partij verschenen de minister van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door
J.E. Hodselmans, ambtenaar in dienst van het ministerie,
en Prorail B.V., vertegenwoordigd door D. van Bemmel en S.H.J. Boers, beiden werkzaam bij Prorail B.V.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Namens Prorail B.V. is betoogd dat het college van burgmeester en wethouders van Roermond niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt omdat de raad van de gemeente Roermond, nu deze geen beroep heeft ingesteld, zich kennelijk met de inhoud van het bestreden besluit kan verenigen.
2.2.1. Ingevolge artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden ten aanzien van bestuursorganen, de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. De ruimtelijke ordening van het grondgebied van een gemeente is een mede aan het college van burgemeester en wethouders toevertrouwd belang. Dit volgt onder meer uit diverse bepalingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985, en uit de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstellingen op grond van bepalingen uit bestemmingsplannen alsmede uit de bevoegdheid tot handhavend optreden bij overtreding van verbodsbepalingen in bestemmingsplannen. Gelet hierop dient het college van burgemeester en wethouders van Roermond als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene west bestuursrecht te worden aangemerkt bij het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan 'Roerstreek-Noord/Roerstreek-Oost'.
2.3. Het college heeft goedkeuring onthouden aan de wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan de bestemming 'Spoorwegdoeleinden S' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Groenvoorziening G'. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat deze wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft op een gedeelte van het historische tracé van de goederenspoorlijn IJzeren Rijn. Ingevolge het zogeheten Scheidingsverdrag en het IJzeren Rijnverdrag heeft het Koninkrijk de Nederlanden aan het Koninkrijk België het recht van doortocht op dit historische tracé verleend, welk recht in de uitspraak van 24 mei 2005 van het Permanente Hof van Arbitrage is bevestigd. Wijziging van de desbetreffende verdragen binnen de planperiode acht het college niet aannemelijk, zodat de bestemming 'Groenvoorziening G' volgens het college binnen de planperiode niet uitvoerbaar is.
2.3.1. Het college van burgemeester en wethouders van Roermond voert aan dat het spoortracé waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft sedert 1991 feitelijk niet meer in gebruik is. Het tracédeel zal ook in de toekomst niet meer gebruikt worden, onder meer omdat het niet is begrepen in het voorkeurstracé van de minister van Verkeer en Waterstaat voor de reactivering van de IJzeren Rijn. Voorts betoogt het college van burgemeester en wethouders dat volgens de planvoorschriften slechts van de bevoegdheid gebruik gemaakt mag worden als de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
2.3.2. Het betoog van het college van burgemeester en wethouders slaagt niet. Dat het desbetreffende tracédeel van de IJzeren Rijn sedert 1991 niet meer als zodanig wordt gebruikt en waarschijnlijk niet opnieuw in gebruik zal worden genomen, laat onverlet dat het recht van het Koninkrijk België op doortocht over dit spoortracé dient te worden gerespecteerd. Het betoog van het college van burgemeester en wethouders dat dit is gewaarborgd door de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid afhankelijk te maken van een belangenafweging kan niet worden gevolgd. Voor een afweging van de belangen die zijn gediend met het recht op doortocht en de belangen die zijn gediend met een wijziging van de bestemming bestaat geen grondslag. Zolang de desbetreffende verdragen niet zijn gewijzigd dient voorkomen te worden dat handelingen plaatsvinden die de nakoming van deze verplichting beletten. Omdat niet aannemelijk is geworden dat de desbetreffende verdragen binnen de planperiode gewijzigd worden, heeft het college terecht goedkeuring onthouden aan de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid.
2.3.3. De conclusie is dat hetgeen het college van burgemeester en wethouders van Roermond heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Roermond is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Tulmans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008
381.