Datum uitspraak: 28 april 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
Bij besluit van 5 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Borsele (hierna: de raad) bij besluit van
26 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan 'Borsels Buiten'.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] heeft de gronden van zijn verzoek aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2008.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 april 2008, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. E. Marcus FB, werkzaam bij Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau te Uden, is verschenen. Voorts is daar de raad, vertegenwoordigd door J.A.M. Koolen, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een geactualiseerde planologische regeling voor het buitengebied van Borsele. Ingevolge het plan rust op het perceel van [verzoeker] aan de Ossenweg 5 te Borssele de bestemming 'Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit' met de differentiatie 'Zone aanleg groengebied' en deels de aanduiding 'Grondgebonden agrarisch bedrijf', alsmede een agrarisch bouwblok.
2.3. [verzoeker] betoogt dat het plan voor zover het zijn perceel betreft is vastgesteld in strijd met verscheidene EG-richtlijnen, het EG-Verdrag en de wettelijke regels inzake luchtkwaliteit. Verder is bij het vaststellen van het plan volgens hem ten onrechte niet getoetst aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 en ontbreekt een goede financieel-economische onderbouwing. Voorts is naar zijn mening de wijzigingsbevoegdheid die verbonden is aan de differentiatie 'Zone aanleg groengebied', waarmee de bestemming 'Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Multifunctioneel groengebied', in strijd met de rechtszekerheid.
2.4. De voorzitter overweegt dat het plan, evenals het vorige bestemmingsplan, voor het perceel van [verzoeker] voorziet in een agrarische bestemming. Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die onomkeerbare nadelige gevolgen zouden kunnen hebben voor zijn bedrijfsvoering, en brengt evenmin beperkingen met zich die wezenlijk verder gaan dan de beperkingen onder het voorheen geldende plan. De agrarische bestemming kan pas worden gewijzigd in de bestemming 'Multifunctioneel groengebied' nadat een wijzigingsplan op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zal zijn vastgesteld, en het college heeft in het besluit omtrent goedkeuring te kennen gegeven dat wijziging pas wordt overwogen als de daarvoor benodigde gronden, waartoe ook het perceel van [verzoeker] behoort, vrijwillig kunnen worden verworven.
2.5. Gezien het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, zodat aanleiding bestaat het verzoek af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2008