ECLI:NL:RVS:2008:BD5383

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706762/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de voorzieningenrechter inzake tijdelijke vrijstelling voor kantoorunit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 7 augustus 2007 het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen het besluit van 1 mei 2007 van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode, dat een tijdelijke vrijstelling voor het plaatsen van een kantoorunit op het perceel [locatie] te [plaats] had verleend. Deze vrijstelling was verlengd tot 4 februari 2010.

De Raad van State heeft op 25 juni 2008 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat het college op 20 november 2007 de tijdelijke vrijstelling had ingetrokken, waardoor [appellant] zijn procesbelang bij het hoger beroep had verloren. De Afdeling concludeerde dat er geen belang meer was bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien het besluit waartegen [appellant] zich had gekeerd, niet meer bestond.

Daarnaast werd opgemerkt dat er een nieuw besluit was genomen op 27 februari 2008, waarbij opnieuw tijdelijke vrijstelling en bouwvergunning was verleend voor het plaatsen van een kantoorunit. Dit besluit was echter te laat bekendgemaakt om in de huidige procedure te worden betrokken. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200706762/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2028 en 07/2030 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 augustus 2007 in het geding tussen:
[appellant],
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) de aan de
[bedrijf] verleende tijdelijke vrijstelling voor het plaatsen van een kantoorunit op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) verlengd tot uiterlijk 4 februari 2010.
Bij uitspraak van 7 augustus 2007, verzonden op 10 augustus 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2008, waar [appellant], bijgestaan door ing. A.M.L. van Rooij, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of appellant procesbelang heeft bij het hoger beroep. Bij besluit van 20 november 2007 heeft het college de op 1 mei 2007 aan [bedrijf] verleende tijdelijke vrijstelling voor het plaatsen van kantoorunits op het perceel ingetrokken. Desgevraagd heeft [appellant] ter zitting aangegeven dat - zakelijk weergegeven - hij zich niet kan verenigen met het oordeel van de voorzieningenrechter dat hij geen belanghebbende is bij het besluit van 1 mei 2007 en dat zijn beroep ten onrechte niet heeft geleid tot vernietiging van dat besluit. Nu echter het besluit van 1 mei 2007 is ingetrokken, heeft [appellant] bereikt wat hij met het instellen van rechtsmiddelen tegen dat besluit kan bewerkstelligen. Nu overigens niet is gebleken dat [appellant] belang heeft bij een beoordeling in rechte van dat - inmiddels ingetrokken - besluit, heeft hij geen procesbelang bij beoordeling van het hoger beroep.
2.2. Bij besluit van 27 februari 2008, dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft het college aan [bedrijf] wederom tijdelijke vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een kantoorunit op het perceel. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank. Reeds omdat dit besluit de Afdeling in een laat stadium bekend is geworden, bestaat er bezwaar tegen om dat besluit met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), bij de behandeling van het hoger beroep te betrekken en verstaat de Afdeling dat dat beroep - voor zover nodig onder verwijzing naar artikel 6:19, tweede lid, van de Awb - door de rechtbank wordt behandeld.
2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008
328-190-552.