Datum uitspraak: 18 juni 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2332 en 07/1999 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 augustus 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend aan [vergunninghoudster] voor de bouw van een appartementencomplex op de hoek van de Jasmijnstraat/Lieshoutseweg te Sint-Oedenrode (hierna: het perceel).
Bij besluit van 1 mei 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 2007, verzonden op 21 augustus 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2008, waar [appellant], bijgestaan door J.A.C.M. van den Heuvel en het college, vertegenwoordigd door J.A.F.M. van Vorstenbosch, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door M. Merks, gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in de bouw van acht appartementen voor kleine huishoudens en starters ter vervanging van een bankgebouw met bovenwoning.
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid overdragen aan burgemeester en wethouders.
2.3. Het bouwplan is wat betreft de goothoogte in strijd met het op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen Kom Nijnsel" op het perceel rustende bestemming "vrijstaande en dubbele woningen". Om niettemin medewerking te verlenen aan het bouwplan heeft het college met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling van dat bestemmingsplan verleend.
2.4. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan omdat, naar hij stelt, geen behoefte bestaat aan de bouw van acht woningen en dat de stedenbouwkundige opzet ter plaatse wordt verstoord. Voorts zou realisering van het bouwplan leiden tot een onaanvaardbare beperking van de zon- en lichtinval op het perceel Van [appellant], aantasting van zijn privacy en belemmering van het uitzicht vanuit zijn woning. Verder heeft [appellant] aangevoerd dat het bouwplan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen, hetgeen een onaanvaardbare verkeerssituatie ter plaatse tot gevolg zal hebben.
2.4.1. Het college heeft zijn besluit vrijstelling te verlenen onder meer gebaseerd op het op 24 februari 2005 door de raad van de gemeente Sint-Oedenrode vastgestelde nota WoonvisiePlus waarin het gemeentelijk huisvestingsbeleid is opgenomen. Volgens het aan deze nota ten grondslag liggend - niet betwiste - onderzoek bestaat binnen de gemeente behoefte aan woningen voor senioren en jongeren, zodat voldoende aannemelijk is dat het bouwplan voorziet in een bestaande behoefte.
[appellant] heeft het oordeel van de voorzieningenrechter, dat het bouwplan de stedenbouwkundige opzet ter plaatse niet verstoort, niet inhoudelijk bestreden. De Afdeling ziet geen grond te oordelen dat de voorzieningenrechter ter zake tot een onjuist oordeel is gekomen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat - naar niet is weersproken - in de omgeving van het perceel meerdere woningbouwlocaties in ontwikkeling zijn. Hierdoor zal het te realiseren appartementencomplex naar verwachting in een meer stedelijke omgeving komen te liggen. In dit verband en om de centrumfunctie in de omgeving Lieshoutseweg/Jasmijnstraat te markeren, wijken de vorm en situering van het appartementencomplex dan ook af van de omliggende bebouwing. Voorts is in aanmerking genomen dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de op 31 oktober 2006 afgegeven verklaring van geen bezwaar heeft geoordeeld dat het bouwplan stedenbouwkundig en functioneel aansluit bij de ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten zowel met betrekking tot de hoogte als de architectuur en dat het bouwplan past binnen het provinciaal beleid inzake zuinig ruimtegebruik waarin het accent ligt op verdichting en herstructurering.
2.4.2. Tevens heeft het college in redelijkheid kunnen oordelen dat realisering van het bouwplan geen onevenredige aantasting van de belangen van [appellant] tot gevolg heeft. De geplande ramen en het balkon op de derde verdieping aan de zijde van het perceel van [appellant] zijn immers weggelaten naar aanleiding van door hem ingediende zienswijzen. Daarnaast heeft [appellant] slechts één raam in de zijgevel van zijn woning, zodat het verlies van uitzicht en zon- en lichtinval beperkt zal zijn. Het verlies van zoninval zal ook beperkt blijven doordat het bouwplan ten noordoosten van de woning van [appellant] is gesitueerd.
De in dit verband opgeworpen stelling van [appellant] dat in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd betreft een kwestie van handhaving en richt zich derhalve niet tegen de ter beoordeling staande bouwvergunning. Dit betoog kan derhalve niet leiden tot een vernietiging van het in beroep bestreden besluit van 1 mei 2007.
2.4.3. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat realisering van het bouwplan zal leiden tot een onaanvaardbare verkeerssituatie ter plaatse, nu volgens een, namens het college, verrichte meting naar de parkeerdruk het tekort aan parkeerplaatsen in voldoende mate opgevangen kan worden door bestaande parkeerplaatsen in de Jasmijnstraat en Lieshoutseweg. Het tegendeel is niet aannemelijk geworden.
2.5. Ten slotte betoogt [appellant] dat in strijd is gehandeld met het gelijkheidsbeginsel omdat hij niet de mogelijkheid heeft gehad zijn huis uit te breiden over de voorgevelrooilijn terwijl de met vrijstelling verleende bouwvergunning wél een overschrijding insluit. Dit betoog faalt reeds omdat de onderscheidene bouwplannen een verschillende ruimtelijke uitstraling hebben, zodat geen sprake is van gelijke gevallen.
2.6. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter met juistheid tot het oordeel gekomen dat het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan en terecht de bouwvergunning heeft verleend.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2008