Datum uitspraak: 13 juni 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inter-Che-M B.V., gevestigd te Beuningen,
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
Bij besluit van 17 maart 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) met toepassing van artikel 8.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer de bij besluit van 28 augustus 2007 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inter-Che-M B.V. (hierna: Interchem) krachtens deze wet verleende vergunning voor een inrichting bestemd voor onder meer het op-, overslaan, be- en verwerken van gevaarlijke (afval)stoffen op het perceel Platinawerf 22-26 te Beuningen, gewijzigd. Dit besluit is op 3 april 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft Interchem bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2008, heeft Interchem de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2008, waar Interchem, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam, ing. B. Reijngoud en ing. R.A. van Bindsbergen, en het college, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Woltering en ing. R.C.H. Jansen, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft het college de voorschriften I, II, III en IV aan de bij besluit van 28 augustus 2007 verleende vergunning verbonden.
In voorschrift I is bepaald dat van de binnen de inrichting opgeslagen gevaarlijke stoffen, die behoren tot de stoffen of categorie stoffen genoemd in bijlage I, deel 1 en deel 2 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (hierna: het Brzo), de opslaghoeveelheid kleiner dient te zijn dan de drempelwaarde genoemd in kolom 2 van deel 1 en deel 2, bijlage I van het Brzo. Tevens gelden hierbij de sommatieregels zoals genoemd in deel 3, bijlage I, van het Brzo.
In voorschrift II is bepaald dat, indien een gevaarlijke stof of groep van gevaarlijke stoffen genoemd in bijlage I, deel 1 van het Brzo, tevens behoort tot een categorie genoemd in bijlage I, deel 2 van het Brzo, voor toepassing van voorschrift I de in deel 1 (van het Brzo) bij die stof of groep van stoffen vermelde drempelwaarde geldt.
In voorschrift III is bepaald dat binnen de inrichting binnen drie maanden na het van kracht worden van dit voorschrift een systeem operationeel dient te zijn waarmee op ieder willekeurig moment kan worden aangetoond dat aan de voorschriften I en II wordt voldaan. Het systeem dient uit te gaan van de stoffenindeling conform de Wet milieugevaarlijke stoffen en goedgekeurd te zijn door het college van gedeputeerde staten.
In voorschrift IV is bepaald dat bij acceptatie van gevaarlijke afvalstoffen en inkoop van gevaarlijke stoffen vooraf toetsing dient plaats te vinden of aan voorschrift I van dit besluit wordt voldaan. Deze toetsing moet ter inzage liggen binnen de inrichting voor het bevoegde gezag.
2.3. Interchem betoogt dat de voorschriften III en IV onredelijk bezwarend zijn omdat uit de aanvraag, die ten grondslag ligt aan de bij besluit van 28 augustus 2007 verleende vergunning, blijkt dat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die in de inrichting aanwezig kunnen zijn, ruim onder de drempelwaarden uit bijlage I van het Brzo blijven. Tevens voert zij aan dat het niet mogelijk is om de actuele opslaghoeveelheid aan te tonen vanwege de vertraging in haar registratiesysteem, die optreedt als gevolg van de administratieve afhandeling van de gevaarlijke stoffen. Tot slot stelt Interchem dat met een periodieke toetsing van de opslaghoeveelheid voldoende wordt gewaarborgd dat de drempelwaarden niet worden overschreden.
2.3.1. Het college stelt zich, kort weergegeven, op het standpunt dat de aan de vergunning verbonden voorschriften onvoldoende bescherming bieden terzake van de opslag van gevaarlijke stoffen omdat niet kan worden uitgesloten dat de drempelwaarden uit bijlage I van het Brzo op enig moment zouden kunnen worden overschreden.
2.3.2. De definitieve beantwoording van de vraag of de vergunning voldoende waarborgt dat de drempelwaarden uit bijlage I van het Brzo niet kunnen worden overschreden, vergt nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Ter zitting heeft het college desgevraagd verklaard dat niet is gebleken dat een dergelijke overschrijding zich ooit heeft voorgedaan. De voorzitter acht het voorshands niet onaannemelijk dat met de door Interchem voorgestelde periodieke toetsing kan worden gewaarborgd dat de drempelwaarden uit bijlage I van het Brzo niet worden overschreden. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter bij afweging van alle betrokken belangen aanleiding tot het treffen van de hierna te melden voorlopige voorziening.
2.4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 17 maart 2008, kenmerk MPM13111/2008-002610, voor zover het betreft de voorschriften III en IV;
II. treft de voorlopige voorziening dat voorschrift III als volgt komt te luiden:
"Binnen de inrichting dient een systeem operationeel te zijn waarmee periodiek volgens de in de navolgende tabel vermelde frequentie wordt aangetoond dat aan de voorschriften I en II wordt voldaan.
Som gevaarlijke stoffen, berekend Frequentie
volgens de formule die is weergegeven
in bijlage I, deel 3, van het Brzo
≥ 0,5 en < 0,8 Elke twee maanden
≥ 0,8 en < 0,9 Elke maand
Het systeem dient uit te gaan van de stoffenindeling conform de Wet milieugevaarlijke stoffen.";
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inter-Che-M B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inter-Che-M B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de provincie Gelderland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inter-Che-M B.V. het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2008