Datum uitspraak: 11 juni 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/7493 van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 september 2007 in het geding tussen:
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, thans de minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Bij besluit van 3 oktober 2005 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) de aan [appellante] bij eerder besluit toegekende huursubsidie over de periode 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 gewijzigd in € 0,00 en het aan [appellante] uitgekeerde bedrag van € 763,92 teruggevorderd.
Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 september 2007, verzonden op 14 september 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 3 april 2008 heeft de minister het besluit van 2 augustus 2006 ingetrokken, het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 3 oktober 2005 alsnog gegrond verklaard en [appellante] een huursubsidiebijdrage toegekend van € 2.247.00 voor het subsidiejaar 1 juli 2004 tot 1 juli 2005 en een huursubsidiebijdrage van € 1.145,88 voor het subsidiejaar 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005. Voorts heeft de minister het verzoek van [appellante] om vergoeding van de proceskosten afgewezen.
Bij besluit van 19 mei 2008 heeft de minister alsnog een vergoeding voor de in bezwaar gemaakte proceskosten toegekend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting van 23 mei 2008 aan de orde gesteld.
2.1. Bij brief van 2 mei 2008 heeft [appellante] het hoger beroep slechts gehandhaafd met betrekking tot haar verzoek de minister in de door haar in bezwaar, beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten te veroordelen.
2.2. Bij besluit van 3 april 2008 heeft de minister afwijzend beslist op het verzoek van [appellante] om vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte kosten.
Dit besluit moet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Aangezien bij dit nieuwe besluit niet volledig aan de bezwaren van [appellante] is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van [appellante], gelet op artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, geacht mede een beroep tegen dit nieuwe besluit in te houden.
2.3. Bij besluit van 19 mei 2008 heeft de minister alsnog de kosten van in bezwaar gemaakte beroepsmatig verleende rechtsbijstand vergoed. Daarmee is volledig aan de bezwaren van [appellante] tegemoet gekomen, zodat zij geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit van 3 april 2008. Het daartegen gerichte beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, voor zover hier van belang, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2.5. [appellante] heeft bij brief van 2 mei 2008 haar hoger beroep slechts gehandhaafd voor zover het ziet op haar verzoek de minister in de proceskosten te veroordelen, omdat de minister bij besluit van 3 april 2008 het besluit van 2 augustus 2006 heeft ingetrokken, haar bezwaar alsnog gegrond heeft verklaard en alsnog huursubsidie heeft toegekend. De Afdeling begrijpt deze brief als een intrekking van het hoger beroep. Voorts heeft de minister bij besluit van 19 mei 2008 alsnog een vergoeding voor de in bezwaar gemaakte proceskosten toegekend. Aldus is de minister met deze besluiten aan [appellante] tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
2.6. Het verzoek om proceskostenveroordeling dient als gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 3 april 2008 niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de minister tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 252,00 (zegge: tweehonderdtweeenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2008