ECLI:NL:RVS:2008:BD3619
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- W. van den Brink
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing monumentenvergunning voor gedeeltelijke vernieuwing van een pand ten behoeve van permanente bewoning
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht op 13 februari 2006 een aanvraag van [appellante] voor een monumentenvergunning afgewezen. De aanvraag betrof de gedeeltelijke vernieuwing van een pand te [plaats] met als doel permanente bewoning. Na de afwijzing heeft [appellante] bezwaar gemaakt, maar dit werd op 4 oktober 2006 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft [appellante] beroep ingesteld bij de rechtbank Maastricht, die op 11 september 2007 de zaak eveneens ongegrond verklaarde. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 22 mei 2008 ter zitting werd behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat [appellante] het pand op 14 juli 2005 had gekocht en op 23 december 2005 de overeenkomst had ontbonden vanwege het ontbreken van de vereiste monumentenvergunning. De Afdeling oordeelde dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat zij belang had bij het hoger beroep, aangezien de door haar gestelde schade, voortvloeiend uit kosten voor bouwplannen, niet als vergoeding in aanmerking kwam. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 11 juni 2008. De beslissing werd vastgesteld door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van een ambtenaar van Staat.