ECLI:NL:RVS:2008:BD3604

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708066/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Buitengebied Halderberge door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

Op 11 juni 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De zaak betreft de goedkeuring van een wijzigingsplan voor het buitengebied van Halderberge, dat door het college van burgemeester en wethouders was vastgesteld. Het college had op 18 september 2007 goedkeuring onthouden aan het wijzigingsplan, omdat de uitbreiding van een kas op het perceel van de appellant in strijd zou zijn met het ruimtelijk beleid omtrent teeltondersteunende voorzieningen. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het college ten onrechte de oude beleidsnota had gehanteerd en dat de uitbreiding noodzakelijk was voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

De Raad van State heeft de zaak op 11 april 2008 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellant als vertegenwoordigers van het college en de gemeente aanwezig waren. De Raad overwoog dat het college bij de beoordeling van het wijzigingsplan niet alleen de oude beleidsnota had moeten hanteren, maar ook de nieuwe beleidsnota die na de vaststelling van het wijzigingsplan was geïntroduceerd. De Raad concludeerde dat het college niet voldoende had gemotiveerd waarom de uitbreiding van de kas niet in overeenstemming was met het geldende beleid.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep van de appellant gegrond en vernietigde het besluit van het college. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellant. Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten van bestuursorganen en de noodzaak om actuele beleidsdocumenten in acht te nemen bij de beoordeling van wijzigingsplannen.

Uitspraak

200708066/1.
Datum uitspraak: 11 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2007, kenmerk 1315599, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Halderberge bij besluit van 2 juli 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Buitengebied, deelgebieden Hoeven en Oudenbosch".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2007.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2008, waar [appellant], bijgestaan door ing. J.B.M. Lauwerijssen, en het college, vertegenwoordigd door B.C. Coolen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Halderberge, vertegenwoordigd door R.C.M. de Beer, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan.
Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het college heeft goedkeuring onthouden aan het wijzigingsplan voor vergroting van het bouwblok op het perceel van [appellant], omdat de uitbreiding van de op dat perceel aanwezige kas van 4.800 m2 tot een kas met een oppervlak van meer dan 5.000 m2 volgens het college in strijd is met het ruimtelijk beleid omtrent teeltondersteunende voorzieningen, dat er op is gericht te voorkomen dat reguliere agrarische bedrijven uitgroeien tot volwaardige glastuinbouwbedrijven.
2.3. [appellant] betoogt dat het bestreden besluit ten onrechte steunt op de "Beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen 2003", omdat die nota vóór de vaststelling van het wijzigingsplan al was vervangen door de "Beleidsnota Glastuinbouw, inclusief teeltondersteunende kassen 2006" (hierna: Beleidsnota Glastuinbouw 2006). Volgens hem is het wijzigingsplan in overeenstemming met de Beleidsnota Glastuinbouw 2006. Bovendien is het college volgens hem ten onrechte voorbijgegaan aan het positieve advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (hierna: AAB), waarin is vermeld dat de uitbreiding van het kassencomplex noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en -ontwikkeling, zonder dat die uitbreiding leidt tot omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf.
2.4. Niet in geschil is dat het wijzigingsplan, dat voorziet in uitbreiding van het bouwblok tot 8.000 m2, voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan "Buitengebied, deelgebieden Hoeven en Oudenbosch".
Het college heeft goedkeuring onthouden aan het wijzigingsplan op grond van zijn beleid omtrent teeltondersteunende voorzieningen. Volgens de "Beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen 2003" is het uitgangspunt dat in de AHS-landbouw een maximale oppervlakte aan teeltondersteunende kassen is toegestaan van 5.000 m2, of wel 0.5 hectare. Volgens het bestreden besluit is die norm mede opgenomen om te voorkomen dat reguliere agrarische bedrijven uitgroeien tot volwaardige glastuinbouwbedrijven. Ten tijde van het nemen van dat besluit was dat uitgangspunt in de Beleidsnota Glastuinbouw 2006 echter verruimd in die zin, dat voor een aantal nog nader aan te wijzen gebieden doorgroei tot 1,5 hectare zou worden toegestaan indien volgens de AAB geen overschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf. Gezien die wijziging kon het college niet volstaan met de motivering dat een uitbreiding naar meer dan 0.5 hectare zich niet verdraagt met het beleid met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen in een geval als het onderhavige waarin de noodzaak van uitbreiding van die voorzieningen uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering wordt erkend en geen sprake is van overschakeling naar een glastuinbouwbedrijf.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 18 september 2007, kenmerk 1315599;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van zijn beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Stolker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2008
157.