ECLI:NL:RVS:2008:BD3112

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706549/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergunning voor het vellen van houtopstanden door de gemeente Apeldoorn

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 31 juli 2007. De rechtbank had de vergunning die op 27 januari 2006 was verleend voor het vellen van houtopstanden vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet in overeenstemming was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de belangen van de bomen niet goed waren afgewogen. Het college had de vergunning verleend onder het opleggen van een herplantplicht, maar de rechtbank oordeelde dat de vergunning uitsluitend was verleend voor de reconstructie van wegen, waarvoor eerder een vrijstelling was verleend die later was vernietigd.

Het college heeft hoger beroep ingesteld en de gronden van het hoger beroep zijn aangevuld. Tijdens de zitting op 8 april 2008 zijn zowel het college als de Wijkraad vertegenwoordigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht de vergunning heeft vernietigd. De Afdeling oordeelt dat het college de belangen van de bomen had moeten afwegen tegen het belang van de reconstructie van de wegen, maar dat de vergunning niet op de juiste gronden was verleend.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Het college wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Wijkraad en er wordt een griffierecht opgelegd aan de gemeente Apeldoorn. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2008.

Uitspraak

200706549/1.
Datum uitspraak: 4 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
appellant,
tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/491 en 06/564 van de rechtbank Zutphen van 31 juli 2007 in het geding tussen:
1. de vereniging Wijkraad Osseveld-Woudhuis, gevestigd te Apeldoorn,
2. [wederpartij sub 2], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan de gemeente Apeldoorn vergunning verleend voor het vellen van daarbij vermelde houtopstanden, onder het opleggen van een herplantplicht.
Bij besluit van 16 juni 2006 heeft het college de onverwijlde kap van twee bomen gelast onder intrekking van de verleende kapvergunning in zoverre.
Bij uitspraak van 31 juli 2007, verzonden op 1 augustus 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) de door de vereniging Wijkraad Osseveld-Woudhuis (hierna: de Wijkraad) en [wederpartij sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 27 januari 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 oktober 2007.
[wederpartij sub 2] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.M. Schippers, advocaat te Den Haag, en door J. Groeneveld, M.G.J. Beimer, J Vermeij en H. Veldman, allen werkzaam bij de gemeente, en de Wijkraad, vertegenwoordigd door [bestuursleden], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2001 van de gemeente Apeldoorn (hierna: de APV) is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen anders dan bij wijze van dunning.
Ingevolge artikel 4.5.5, eerste lid, kan het college de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen, in het belang van:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarden voor recreatie en leefbaarheid.
2.2. Blijkens de toelichting bij de aanvraag om een kapvergunning zijn de bomen waarop de aanvraag betrekking heeft overwegend gezond en beeldbepalend. Het college was, gelet op het bepaalde in artikel 4.5.5, eerste lid, van de APV, bevoegd de gevraagde vergunning in het belang van daar genoemde waarden te weigeren. Het college was voorts gehouden de waarden van de bomen af te wegen tegen het belang dat is gediend met het vellen van die bomen.
2.3. Het besluit van 16 juni 2006, waarbij het besluit van 27 januari 2006 gedeeltelijk is ingetrokken, is een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het door de Wijkraad en [wederpartij sub 2] bij de rechtbank ingestelde beroep is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, mede daartegen gericht. Hoewel de rechtbank dit niet uitdrukkelijk heeft overwogen, gaat de Afdeling ervan uit dat de rechtbank dit besluit in de beoordeling heeft betrokken. De Afdeling leest de aangevallen uitspraak dan ook aldus dat daarbij ook het besluit van 16 juni 2006 is vernietigd.
2.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het besluit van 27 januari 2006, waarbij de kapvergunning is verleend, op grond van de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigd, omdat de vergunning uitsluitend is verleend met het oog op het realiseren van de reconstructie van de wegen waaraan de bomen staan en de voor de reconstructie van die wegen met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleende vrijstelling bij uitspraak van de rechtbank van 31 juli 2007, reg. nr. 06/840 is vernietigd wegens strijd met artikel 7, derde lid, onder a, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Blk 2005). Bij uitspraak van 4 juni 2008, no.
200706589/1, heeft de Afdeling laatstgenoemde uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2.5. In hoger beroep heeft het college voor de motivering ervan verwezen naar de motivering van het hoger beroep in zaak no.
200706589/1, vanwege de samenhang daarmee, en verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren indien dat in die zaak ook gebeurt, zodat ter uitvoering van de werkzaamheden voor de wegreconstructie de in de kapvergunning omschreven werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
2.6. Gelet op deze samenhang, waarop ook de Wijkraad en [wederpartij sub 2] hebben gewezen, oordeelt de Afdeling dat ook de uitspraak van de rechtbank in dit geding dient te worden bevestigd. Het belang bij verlening van de kapvergunning is geheel gelegen in het besluit van het college om ter plaatse de reconstructie van wegen te realiseren. Nu de uitspraak van de rechtbank inzake de vrijstelling voor het reconstructieproject is bevestigd, kleeft ook aan de belangenafweging welke in het kader van de verlening van de kapvergunning heeft plaatsgevonden een gebrek. De rechtbank heeft het bestreden besluit van 27 januari 2006 terecht op grond van de artikelen 3:2 en 3:4 van de Awb vernietigd.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij de Wijkraad in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 70,14 (zegge: zeventig euro en veertien cent); het dient door de gemeente Apeldoorn onder vermelding van het zaaknummer aan de Wijkraad te worden betaald;
III. bepaalt dat van de gemeente Apeldoorn een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008
47.