ECLI:NL:RVS:2008:BD3109

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708265/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing toevoeging door de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2007, waarin het beroep van [appellant] gegrond werd verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand werden gelaten. De Raad voor de Rechtsbijstand te 's-Gravenhage had eerder op 22 mei 2006 een verzoek van [appellant] om afgifte van een toevoeging afgewezen. Na een aantal besluiten van de raad, waaronder een afwijzing van een verzoek om herziening op 11 juli 2006 en een ongegrondverklaring van bezwaar op 5 oktober 2006, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank vernietigde het besluit van 5 oktober 2006, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 23 mei 2008 heeft [appellant] zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, mr. M.A.R. Schuckink Kool. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank ten onrechte de raad niet in de proceskosten heeft veroordeeld, ondanks het feit dat het beroep gegrond was verklaard. De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de raad niet in de proceskosten heeft veroordeeld. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] tot een bedrag van € 1.288,00 en moet het door [appellant] betaalde griffierecht van € 106,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2008.

Uitspraak

200708265/1.
Datum uitspraak: 4 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/8571 van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: de raad) een verzoek van [appellant] om afgifte van een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 11 juli 2006 heeft de raad het daartegen gedane verzoek om herziening afgewezen en de afwijzing van de toevoeging gehandhaafd.
Bij besluit van 5 oktober 2006 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2007, verzonden op 13 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 oktober 2006 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2007, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te Den Haag, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht de raad in de proceskosten te veroordelen omdat hij het besluit van 5 oktober 2006 om formele redenen heeft vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in stand heeft gelaten.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank de raad in de proceskosten had dienen te veroordelen, omdat zijn beroep gegrond is verklaard.
2.3. Ingeval de rechtbank een bestreden besluit vernietigt, behoort het bestuursorgaan dat dit besluit heeft genomen in beginsel in de proceskosten te worden verwezen. Slechts in uitzonderlijke gevallen is afwijking van dit uitgangspunt gerechtvaardigd. De omstandigheid dat het bestreden besluit om formele redenen is vernietigd en het door het in stand laten van de rechtsgevolgen [appellant] geen baat brengt, is niet zo'n omstandigheid.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover is nagelaten de raad in de vergoeding van proceskosten te veroordelen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten veroordelen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2007 in zaak nr. 06/8571 voor zover daarbij is nagelaten de raad in de proceskosten te veroordelen;
III. veroordeelt de raad tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de raad voor de rechtsbijstand aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de raad aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 106,00 (zegge: honderdenzes euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Graat
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008
307.