ECLI:NL:RVS:2008:BD3100

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707013/1 en 200707017/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om planschadevergoeding door de raad van de gemeente Terneuzen

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen de afwijzing van verzoeken om vergoeding van planschade door de raad van de gemeente Terneuzen. De appellanten, die eigenaars zijn van panden in de nabijheid van een perceel waar coffeeshops zijn gevestigd, hebben de raad verzocht om schadevergoeding vanwege waardevermindering van hun panden als gevolg van het bestemmingsplan 'Arsenaal'. De raad heeft deze verzoeken afgewezen, stellende dat het bestemmingsplan geen planologische verslechtering met zich meebrengt. De rechtbank Middelburg heeft de eerdere beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, waarna de appellanten in hoger beroep zijn gegaan.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 6 mei 2008. De appellanten hebben betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de overlast van de coffeeshops vergelijkbaar is met de overlast die zou zijn veroorzaakt door de eerder geldende bestemming voor welzijnsvoorzieningen. De Raad van State overweegt dat de raad zich op het advies van de Stichting Advisering Onroerende Zaken (SAOZ) heeft mogen baseren, die heeft geconcludeerd dat de nieuwe horecabestemming niet nadeliger is dan de oude bestemming. De Raad van State bevestigt dat de schade die appellanten stellen te lijden, voortkomt uit het niet naleven van wettelijke voorschriften, wat buiten beschouwing moet blijven in de planologische vergelijking.

Uiteindelijk oordeelt de Raad van State dat de hoger beroepen ongegrond zijn en bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 4 juni 2008.

Uitspraak

200707013/1 en 200707017/1.
Datum uitspraak: 4 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellanten sub 1], beiden wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraken van de rechtbank Middelburg van 22 augustus 2007 in zaken nrs. 06/1221 en 06/1222 in de gedingen tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Terneuzen.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 15 december 2005 heeft de raad van de gemeente Terneuzen (hierna: de raad) verzoeken van appellanten om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluiten van 7 september 2006 heeft de raad de door appellanten daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 22 augustus 2007, verzonden op die datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) de door appellanten daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken hebben appellanten bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van de beroepen zijn aangevuld bij van 25 oktober 2007.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 6 mei 2008, waar appellanten, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.R.E. Sijnesael, ambtenaar in dienst van de gemeente Terneuzen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals die bepaling luidde ten tijde hier van belang en voor zover thans van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden onderzocht of zich een wijziging van het planologische regime heeft voorgedaan waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel, waarvan gesteld wordt dat deze de schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
2.3. Appellanten hebben de raad verzocht om vergoeding van de waardevermindering van hun panden aan de [locatie 1] en [locatie 2] als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Arsenaal" dat de vestiging van twee coffeeshops op een perceel (hierna: het perceel) in de nabijheid van deze panden heeft mogelijk gemaakt.
De raad heeft de verzoeken afgewezen op advies van de Stichting Advisering Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) dat het bestemmingsplan "Arsenaal" niet tot een planologische verslechtering leidt, omdat de daarin aan het perceel toegekende bestemming voor horecadoeleinden niet nadeliger is, dan de bestemming voor welzijnsvoorzieningen die het perceel onder het daarvoor geldende bestemmingsplan "Schependijk" had.
2.4. Het perceel was in het bestemmingsplan "Schependijk", voor zover thans van belang, bestemd voor "Welzijnsvoorzieningen met bijbehorende erven".
Ingevolge artikel 4 van de tot dit bestemmingsplan behorende voorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor voorzieningen ten behoeve van algemene ontspanningsmogelijkheden, met de daarbij behorende bijgebouwen, andere bouwwerken, parkeer- en groenvoorzieningen en erven.
2.4.1. In het bestemmingsplan "Arsenaal" is het, voor zover thans van belang, bestemd voor "Horeca café / bar en parkeervoorzieningen -H4/Vw(p)-".
Ingevolge artikel 8, lid A, onder 1.1. van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor horeca 4-inrichtingen, als beschreven in artikel 1 van de voorschriften, andere bouwwerken en erven, alsmede voor parkeervoorzieningen, als bedoeld in artikel 12 van deze voorschriften.
Ingevolge artikel 1, onder 6d, wordt onder horeca 4 verstaan: café en/of bar: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse.
2.5. Appellanten betogen dat de rechtbank, door het oordeel van de raad dat de overlast die door de coffeeshops wordt veroorzaakt vergelijkbaar is met de overlast die zou kunnen zijn veroorzaakt, indien de bestemming die daarvoor voor het perceel gold ten volle zou zijn gerealiseerd, niet onjuist te achten, heeft miskend dat de coffeeshops iedere dag vele bezoekers uit Nederland, België en Frankrijk aantrekken, hetgeen niet het geval zou zijn bij een welzijnsvoorziening.
2.5.1. Dit betoog faalt. Anders dan appellanten stellen, voorziet het bestemmingsplan "Arsenaal" niet in de mogelijkheid van vestiging van coffeeshops op het perceel. Zoals de Afdeling eerder (uitspraak van 21 april 2004 in zaak nr.
200304861/1) ten aanzien van de desbetreffende coffeeshops heeft overwogen, kan de verkoop van softdrugs in planologisch opzicht niet worden gereguleerd, omdat deze activiteit verboden is. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de door appellanten gestelde schade veroorzaakt wordt door de overlast ten gevolge van het niet naleven van wettelijke voorschriften die bij de planologische vergelijking buiten beschouwing dient te blijven.
2.6. Appellanten betogen evenzeer tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat de raad zich ten onrechte op advies van de SAOZ op het standpunt heeft gesteld dat de planologische uitstraling van de in het bestemmingsplan "Arsenaal" aan het perceel toegekende horecabestemming niet nadeliger is dan die van de voorheen ingevolge het bestemmingsplan "Schependijk" voor het perceel geldende bestemming voor welzijnsvoorzieningen. De SAOZ is een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade en de raad mag in beginsel op een door haar op een punt als dit uitgebracht advies afgaan. De door de SAOZ gemaakte planologische vergelijking en de daaraan verbonden conclusie hebben appellanten niet, althans niet gemotiveerd, bestreden. De rechtbank heeft in hetgeen appellanten aanvoeren dan ook terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de raad op dit punt niet op de in het advies van de SAOZ gemaakte planologische vergelijking mocht afgaan.
2.7. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008
417.