ECLI:NL:RVS:2008:BD2071

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801403/1 en 200801403/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Boll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere grenswaarden geluidbelasting voor nieuwbouw woningen in Boxmeer

Op 14 mei 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende hogere grenswaarden voor geluidbelasting in Boxmeer. Het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer had op 8 januari 2008 op aanvraag van de vergunninghoudster hogere grenswaarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een bestaande weg, in verband met nieuw te bouwen woningen volgens het bouwplan Moolenhecken. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 26 februari 2008. Tevens heeft de appellant op 28 maart 2008 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 17 april 2008, waar de appellant en vertegenwoordigers van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen toestemming gegeven voor onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak.

De voorzitter overwoog dat nader onderzoek niet nodig was voor de beoordeling van de zaak en dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit. De voorzitter concludeerde dat het belang van de appellant niet rechtstreeks bij het besluit was betrokken, gezien de aard en gevolgen van het bestreden besluit. Hierdoor werd het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200801403/1 en 200801403/3.
Datum uitspraak: 14 mei 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer op aanvraag van [vergunninghoudster] hogere grenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege een bestaande weg, vastgesteld met betrekking tot nieuw te bouwen woningen volgens het bouwplan Moolenhecken.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2008, heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 april 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door, A. Munster en T. Onderstal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is namens [vergunninghoudster], H.J.M.C.M. van Gessel, als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van die wet wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Gezien de aard en gevolgen van het bestreden besluit is, naast dat van degene die om vaststelling van een hogere grenswaarde heeft verzocht, in beginsel uitsluitend het belang van de (toekomstige) eigenaar, andere zakelijke gerechtigde of gebruiker van een woning waarvoor de hogere grenswaarde is vastgesteld, rechtstreeks bij het besluit betrokken.
Uit hetgeen [appellant] heeft aangevoerd is niet gebleken dat zijn belang gezien de aard en gevolgen van het besluit rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008
315.