ECLI:NL:RVS:2008:BD1536
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en toerekenbaarheid van ontbrekende reispapieren
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een vreemdeling die van Nigeria naar Nederland is gereisd zonder de benodigde reispapieren. De vreemdeling heeft verklaard dat zij samen met haar verzorgster heeft gereisd, die over haar documenten beschikte. Gezien haar jeugdige leeftijd en de omstandigheden waaronder zij naar Nederland is gekomen, stelt de vreemdeling dat het ontbreken van documenten haar niet kan worden toegerekend. De rechtbank heeft deze verklaring in overweging genomen en geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie haar het ontbreken van documenten niet had mogen tegenwerpen. De staatssecretaris heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vreemdeling niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontbreken van reispapieren, en dat zij niet in staat is geweest om gedetailleerde en verifieerbare verklaringen over haar reisroute te geven. De Raad van State bevestigt echter het oordeel van de rechtbank, waarbij wordt benadrukt dat het ontbreken van reispapieren niet aan de vreemdeling kan worden toegerekend, zolang niet is vastgesteld dat zij toerekenbaar niet heeft meegewerkt aan het verstrekken van de benodigde informatie. De Raad van State oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat de vreemdeling verantwoordelijk is voor het ontbreken van de documenten, en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet in redelijkheid kon stellen dat de vreemdeling haar reisdocumenten aan haar reisbegeleidster heeft afgegeven. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.