ECLI:NL:RVS:2008:BD1491

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707434/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Oosting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'De Citadel' door college van gedeputeerde staten van Drenthe

Op 14 mei 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant en het college van gedeputeerde staten van Drenthe. De zaak betreft de goedkeuring van het bestemmingsplan 'De Citadel', dat door de raad van de gemeente Assen was vastgesteld. Het college had op 2 oktober 2007 goedkeuring verleend aan dit plan, maar de appellant, die een café exploiteert, was van mening dat de wijziging van de horeca-aanduiding van zijn pand van categorie 1 naar categorie 2 onterecht was. Hij stelde dat deze wijziging zijn pand onder het overgangsrecht bracht, wat zou leiden tot een aanzienlijke waardevermindering en problemen met verhuur. De appellant voerde aan dat de concentratie van horeca in de nieuwe plannen enkel bedoeld was om leegstand van door de gemeente aangekochte panden te voorkomen.

Het college verdedigde de wijziging door te stellen dat de horeca-activiteiten van de appellant niet langer gewenst waren op de huidige locatie, omdat de nieuwe plannen gericht waren op het creëren van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat in de binnenstad van Assen. De Raad van State oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat de nieuwe bestemming binnen de planperiode zou worden gerealiseerd en dat de wijziging in strijd was met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De Raad van State verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde de goedkeuring van het plandeel met de bestemming 'Centrumdoeleinden' en de aanduiding 'horeca categorie 2'. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.

Deze uitspraak benadrukt het belang van bestaande rechten en belangen bij bestemmingsplannen en de noodzaak voor overheden om zorgvuldig om te gaan met wijzigingen die invloed hebben op de economische positie van betrokkenen.

Uitspraak

200707434/1.
Datum uitspraak: 14 mei 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Assen (hierna: de raad) bij besluit van 7 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "De Citadel" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders van Assen, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2008, waar [appellant], in persoon, bijgestaan door S. Bijzet, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door O.B. Coenraads, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een deel van de binnenstad van Assen. Doel is om een gebied te creëren waar het prettig wonen, werken, winkelen en uitgaan is. Daarvoor zal een groot aantal panden worden gesloopt. Er komen bouwmogelijkheden voor onder meer woningen, een ondergrondse parkeergarage en winkelvoorzieningen. Het plangebied wordt begrensd door de Rolderstraat, Groningerstraat, Kloekhorststraat en Jan Fabriciusstraat.
2.3. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover daarbij de horeca-aanduiding van zijn pand aan de [locatie] is gewijzigd van categorie 1 naar categorie 2. Met deze wijziging is het gebruik van het pand als café met bovengelegen poolbar, dat reeds 40 jaar in het pand aanwezig is, onder het overgangsrecht gebracht. De toepasselijkheid daarvan kan volgens hem niet voorkomen dat zijn pand drastisch in waarde zal dalen en tegen de huidige prijs niet meer kan worden verhuurd, waardoor hij onevenredig zwaar in zijn belangen wordt geschaad. De concentratie in het plan van de horeca-categorie 1 tot de panden aan de Rolderstraat 1 tot en met 33 is volgens hem verder alleen ingegeven om leegstand van door de gemeente aangekochte panden te voorkomen.
2.4. Het college stelt zich in navolging van de raad op het standpunt dat de horeca-activiteiten zoals [appellant] die uitvoert niet langer gewenst zijn op de huidige locatie, omdat de concentratie van horeca in de categorie 1 is voorzien in het hart van het centrumgebied en rond de Markt. Handhaving van de huidige horecafunctie kan bovendien een aantasting vormen van het met de herontwikkeling beoogde woon- en leefklimaat. Het college kan instemmen met het plaatsen van het gebruik van het pand onder het overgangsrecht. Wat betreft de eventuele schade die [appellant] stelt te ondervinden, verwijst het college naar de mogelijkheid om op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een verzoek om planschade in te dienen.
2.5. Vast staat dat het gebruik van het pand als café in het voorheen geldende bestemmingsplan was toegestaan. In het algemeen dient bestaand legaal gebruik dienovereenkomstig te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering vinden indien het als zodanig bestemmen van bestaand legaal gebruik op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Bij de bepaling van de zwaarte die aan de gevestigde rechten en belangen moet worden toegekend, dient onder meer een rol te spelen de vraag of de beoogde bestemming binnen de planperiode wordt verwezenlijkt.
Uit het bestreden besluit blijkt niet dat het gemeentelijk beleid is gericht op beëindiging van de horecafunctie van het pand van [appellant] binnen de planperiode en evenmin dat [appellant] hiertoe voornemens is. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aan de gronden toegekende bestemming binnen de planperiode zal worden verwezenlijkt. Gelet hierop heeft het college zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bestemming "Centrumdoeleinden" met de aanduiding "horeca categorie 2", wat betreft dit plandeel, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door dit plandeel goed te keuren, in zoverre dit betrekking heeft op de bestemming "Centrumdoeleinden" en de aanduiding "horeca categorie 2" ter plaatse van het perceel aan de [locatie] heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het betreft de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden" en de aanduiding "horeca categorie 2" ter plaatse van het perceel aan de [locatie]. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 2 oktober 2007, kenmerk 5.1/2007012121, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden" en de aanduiding "horeca categorie 2" dat betrekking heeft op het perceel [locatie];
III. onthoudt goedkeuring aan het hiervoor onder II. bedoelde plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 2 oktober 2007;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 90,76 (zegge: negentig euro en zesenzeventig cent); het dient door de provincie Drenthe aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Drenthe aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008
429.