ECLI:NL:RVS:2008:BD1478

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707196/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Oosting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan agrarisch bedrijf in Wijchen

Op 14 mei 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van een wijzigingsplan door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Het wijzigingsplan, dat op 17 april 2007 door het college van burgemeester en wethouders van Wijchen was vastgesteld, betreft de vestiging van een agrarisch bedrijf op een perceel in Wijchen. Appellanten, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit wijzigingsplan, dat hen in hun belangen zou schaden. Ze betogen dat het college een onjuiste procedure heeft gevolgd en dat het wijzigingsplan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.

De Raad van State heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Wijchen aanvankelijk onjuiste informatie heeft verstrekt aan de appellanten over de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Desondanks hebben de appellanten gebruik gemaakt van hun recht om zienswijzen in te dienen, en deze zijn door het college beoordeeld. De Raad van State concludeert dat de appellanten in voldoende mate zijn gehoord en dat de procedure uiteindelijk correct is verlopen.

De Raad van State heeft verder overwogen dat het wijzigingsplan voldoet aan de voorwaarden van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het college heeft aangetoond dat het gebied waar het agrarisch bedrijf zich wil vestigen, is aangewezen als agrarisch ontwikkelingsgebied en dat de vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf daar is toegestaan. De Raad van State oordeelt dat de bezwaren van de appellanten niet opwegen tegen de belangen van de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot goedkeuring van het wijzigingsplan. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard.

Uitspraak

200707196/1.
Datum uitspraak: 14 mei 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Wijchen bij besluit van 17 april 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Bestemmingsplanwijziging ten behoeve van een agrarisch bedrijf op het perceel aan de [locatie]" (hierna: het wijzigingsplan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2007, beroep ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van Wijchen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2008, waar [gemachtigde], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Meerman, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn daar als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Wijchen, vertegenwoordigd door mr. P.M. Tummers, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne.
2. Overwegingen
2.1. Het wijzigingsplan voorziet in de opname van een agrarisch bouwperceel ten behoeve van de vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf van [partij] in de teelt van onderstammen voor de fruitteelt.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. [appellanten] betogen dat het college van burgemeester en wethouders van Wijchen aanvankelijk een onjuiste procedure heeft gevolgd, waardoor slechts de summier gehouden zienswijzen zijn ingediend en hun inhoudelijke bezwaren nooit zijn behandeld.
2.3.1. Ingevolge artikel 33.2 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) nemen burgemeester en wethouders bij wijziging van dit plan, overeenkomstig de opgenomen bevoegdheid ex. artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de volgende regels in acht:
a. Het ontwerp van de wijziging ligt gedurende 4 weken ter gemeentesecretarie ter inzage.
b. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.
c. Belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van terinzagelegging bedenkingen ten aanzien van de voorgenomen wijziging kenbaar maken.
2.3.2. Het college van burgemeester en wethouders van Wijchen heeft [appellanten] aanvankelijk ten onrechte gewezen op de mogelijkheid tegen het vastgestelde wijzigingsplan bezwaar te maken en de bezwaarschriften als beroepschrift naar de Afdeling doorgezonden. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2007, in zaak nr. 200703862/2, heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijchen het college alsnog verzocht om goedkeuring van het wijzigingsplan.
Uit de van de gedingstukken deel uitmakende publicaties blijkt dat, ondanks de eerdere onjuiste voorlichting door het college van burgemeester en wethouders van Wijchen, van de mogelijkheid om tegen het ontwerp van het wijzigingsplan zienswijzen in te dienen op de juiste wijze melding is gemaakt. [appellanten] hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt en in hun zienswijzen de bezwaren tegen het ontwerp opgenomen. Deze zienswijzen zijn door het college van burgemeester en wethouders van Wijchen beoordeeld en overgelegd aan het college. Anders dan [appellanten] stellen zijn blijkens het verzoek om goedkeuring van 31 juli 2007 daarbij tevens de naderhand door hen ingediende bezwaarschriften, welke dezelfde onderwerpen bevatten als de ingediende zienswijzen, meegezonden. Uit het vorenstaande volgt dat [appellanten] overeenkomstig artikel 33.2 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan in de gelegenheid zijn gesteld hun bedenkingen tegen het ontwerp van het wijzigingsplan kenbaar te maken. Er bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat zij door de gevolgde procedure in hun belangen zijn geschaad.
2.4. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij voeren daartoe aan dat het wijzigingsplan een bedrijfsloods van circa 1250 m2 mogelijk maakt die de openheid van het landschap aantast en het gemeentelijke landschapsbeleidsplan teniet doet. Het streekplan staat vestiging van nieuwe agrarische bedrijven volgens hen niet toe. Voorts betwijfelen zij of de loods noodzakelijk is voor de voorgenomen agrarische activiteiten, die niet tot de kernactiviteiten van [partij] kunnen worden gerekend. Naar aanleiding van een ingediende bouwaanvraag vrezen zij dat de loods gebruikt zal gaan worden als stallingsruimte voor het loonbedrijf van [partij], hetgeen leidt tot een toename van zwaar verkeer waarvoor de Flerdeweg niet geschikt is en tot verkeersonveilige situaties.
2.4.1. Ingevolge artikel 4.5.2. van de planvoorschriften van het bestemmingsplan, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 27), de bestemming wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf door het opnemen van een nieuw agrarisch bouwperceel. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
(…)
b. de wijziging mag uitsluitend plaatsvinden binnen de gronden welke op kaart 2 zijn aangeduid als "agrarisch ontwikkelingsgebied";
c. nieuwvestiging is niet toegestaan op gronden welke op kaart 1 zijn aangeduid als "open gebied";
d. er dient sprake te zijn van een vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf; omtrent de volwaardigheid zal advies worden aangevraagd van een ter zake deskundige;
(…)
f. het nieuw aan te geven agrarisch bouwperceel mag maximaal 1 ha omvatten;
(…)
j. de maatvoeringseisen als opgenomen in 4.3. zijn overeenkomstig van toepassing.
2.4.2. In deze procedure is uitsluitend de goedkeuring van het wijzigingsplan aan de orde. Dat met het wijzigingsplan wordt beoogd op verzoek medewerking te verlenen aan een concreet bouwplan maakt dit niet anders. Gelet hierop dienen alleen de mogelijkheden die het wijzigingsplan biedt bij de beoordeling te worden betrokken. De vraag of het inmiddels door [partij] ingediende bouwplan voldoet aan het wijzigingsplan en of de daarin opgenomen bedrijfsloods overeenkomstig de bestemming zal worden gebruikt, valt buiten het kader van deze procedure.
2.4.3. Het college van burgemeester en wethouders van Wijchen heeft aan de vaststelling van het wijzigingsplan ten grondslag gelegd dat het gebied aan de Flerdeweg onderdeel is van het agrarisch ontwikkelingsgebied en niet is aangewezen als "Open gebied". Het behoort daarmee tot de gebieden waar vestiging van nieuwe agrarische bedrijven volgens het bestemmingsplan is toegestaan.
Uit het landbouwkundig advies van de dienst Ruimte, Economie en Welzijn van de provincie Gelderland van 12 september 2006 volgt dat de teelt van onderstammen voor de fruitteelt een onderdeel is van een volwaardig agrarisch bedrijf. Dat in dit advies nog is uitgegaan van een andere locatie voor de teelt en deze teeltvorm in verband met vruchtwisseling slechts enkele jaren kan plaatsvinden, zoals [appellanten] aanvoeren, doet aan de in het advies geconstateerde volwaardigheid van het agrarisch bedrijf als zodanig niet af.
Het bouwperceel heeft in het wijzigingsplan een oppervlakte van 0,5 hectare en blijft daarmee binnen het in het bestemmingsplan gestelde maximum van 1 hectare. In artikel 4.3 van de planvoorschriften is, met uitzondering van kassen, geen maximaal oppervlak opgenomen voor bedrijfsgebouwen binnen een agrarisch bouwperceel.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan de voorwaarden voor wijziging van de bestemming is voldaan.
2.4.4. Met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
2.4.5. Ten behoeve van het wijzigingsplan heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijchen de "Onderbouwing nieuwvestiging grondgebonden agrarisch bedrijf aan de [locatie] te [plaats], gemeente Wijchen" van 31 juli 2007 (hierna: de onderbouwing) opgesteld. Volgens de onderbouwing, samengevat weergegeven, maakt het plangebied in het "Landschapsontwikkelingsplan Beuningen, Druten, Wijchen" van december 2006, dat het gemeentelijke landschapsbeleidsplan vervangt, deel uit van het landschapstype "Oude (Maas)oeverwal". Het gaat daarbij volgens de onderbouwing om een kleinschalig halfopen agrarisch landschap, waarvan de oorspronkelijke verschijningsvorm minder nadrukkelijk in het landschap herkenbaar is. In het Streekplan Gelderland 2005 zijn de gronden aangeduid als waardevol landschap "Rivierduin Wijchen - Bergharen", niet zijnde een "waardevol open gebied". Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in dergelijke gebieden, waaronder mede het toevoegen van nieuwe bouwlocaties wordt verstaan, geldt de "ja, mits"-benadering, die inhoudt dat activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt. Het voorgenomen initiatief leidt volgens de onderbouwing niet tot aantasting van de gedefinieerde kernkwaliteiten, die bestaan uit kleinschalige rivierduinen, een blokvormige verkaveling, geconcentreerde bebouwing in dorpen en buurtschappen en verspreide bebouwing langs open essen en dijken, alsmede de overgang naar noord en zuid met open kommen en kleinschalige oeverwallen. Volgens de onderbouwing is ter plaatse van het plangebied op kleine schaal sprake van een zekere mate van openheid. Door de directe nabijheid van grootschalige infrastructuur, te weten het verkeersknooppunt Bankhoef, de A-50 en de verhoogde ligging van de N-845, en de wegbeplanting langs de Flerdeweg wordt het landschapsbeeld reeds verstoord en nader gecompartimenteerd, aldus de onderbouwing. Toevoeging van een bedrijfsloods ten behoeve van een agrarisch fruitteeltbedrijf wordt daarom niet als onevenredig verstorend aangemerkt.
Gelet op het vorenstaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het Landschapsontwikkelingsplan en het streekplan zich niet tegen de wijziging van de bestemming verzetten. Nu het door [appellanten] voorgestane behoud van de openheid van de betreffende locatie in deze plannen niet zonder meer is gewaarborgd, heeft het college, gezien de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming in redelijkheid gerechtvaardigd kunnen achten.
2.4.6. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de teelt van onderstammen naar zijn aard een zeer gering aantal verkeersbewegingen kent, die door de Flerdeweg als doorgaande, openbare weg kunnen worden opgevangen.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008
429.