Datum uitspraak: 14 mei 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/172 van de rechtbank Roermond van 1 augustus 2007 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Echt-Susteren.
Bij besluit van 14 december 2006 heeft de raad van de gemeente Echt-Susteren (hierna: de gemeenteraad) het door [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van planschade gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2007, hoger beroep ingesteld.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2008, waar [appellant] en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Siega-Gulikers en M.P.M. Janssen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals die bepaling luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden onderzocht of zich een wijziging van het planologische regime heeft voorgedaan, waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregel en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
2.3. [appellant] is sinds 6 april 1990 eigenaar van de onroerende zaak, voorheen kadastraal bekend gemeente Echt, sectie […], nr. [A] en sinds 7 augustus 2003 van een gedeelte van het perceel, voorheen kadastraal bekend gemeente Echt, sectie […], nr. [B], thans gezamenlijk kadastraal bekend gemeente Echt, sectie […], nr. [C], plaatselijk bekend als [locatie] te Echt. Hij stelt schade te lijden ten gevolge van het van kracht worden van het bestemmingsplan "Kern Pey", omdat het perceel, voorheen kadastraal bekend gemeente Echt, sectie […], nr. [A] (hierna: het perceel), daardoor bouwmogelijkheden heeft verloren en dientengevolge in waarde is verminderd.
2.4. Ingevolge het bestemmingsplan "Kern Pey", dat op 1 februari 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 4 september 2001 door het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) gedeeltelijk is goedgekeurd, rust op het perceel de bestemming "Groenvoorzieningen", en op een klein gedeelte ervan de bestemmingen "Verblijfdoeleinden", "Woondoeleinden" en "Uit te werken woondoeleinden".
Ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Hoogveld", dat op 27 oktober 1983 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 17 juli 1984 door het college is goedgekeurd, rusten op het toenmalige perceel, sectie […], nr. [A] van noord naar zuid de bestemmingen "Openbaar groen, plantsoen of berm", "Weg", "Openbaar groen, plantsoen of berm", "Voetpad of plein", "Voor- of zijtuin" en op drie driehoekjes grond aan de westzijde van het perceel de bestemming "Eengezinshuizen in halfopen bebouwing, met bijbehorende erven".
2.5. De gemeenteraad heeft het verzoek van [appellant], nadat de rechtbank het besluit van de gemeenteraad op het bezwaar tegen zijn afwijzing van het verzoek bij uitspraak van 12 april 2005 had vernietigd, omdat het verzoek niet kennelijk ongegrond was en de gemeenteraad ten onrechte niet om extern advies had verzocht, alsnog ter advisering aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) voorgelegd.
Volgens haar advies van december 2005 is de planologische situatie voor [appellant] niet verslechterd, nu ten gevolge van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Kern Pey" geen bouwmogelijkheden op het perceel zijn vervallen. Voorts zijn de bouwmogelijkheden op de gronden, grenzend aan het perceel, niet toegenomen, nu op die gronden thans geen bebouwing meer mogelijk is, aldus het advies.
De gemeenteraad heeft dit advies gevolgd en aan het besluit van 14 december 2006 ten grondslag gelegd.
2.6. [appellant] beoogt kennelijk te betogen dat - samengevat weergegeven - de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad zich niet op het advies van de SAOZ mocht baseren, nu daarin ten onrechte tot uitgangspunt is genomen dat het ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Hoogveld" niet toegestaan was om op het perceel een extra woning te bouwen.
2.6.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de gemeenteraad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat als gevolg van de planologische wijziging geen bouwmogelijkheden op het perceel zijn vervallen, nu het volgens de bij het voorheen geldende bestemmingsplan "Hoogveld" behorende kaart niet toegestaan was om op de drie driehoekjes grond aan de westzijde van het perceel, waarop de bestemming "Eengezinswoningen in halfopen bebouwing, met bijbehorende erven" rustte, een woning van ten minste 6,5 m breed in de voorgevelbouwgrens op te richten, zoals voorgeschreven in artikel 5, eerste lid, onder c en d, van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschriften. Hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd, geeft geen grond voor een ander oordeel.
2.7. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat hij schade lijdt, omdat een verbindingsweg nabij het perceel niet is aangelegd, kan evenmin leiden tot het ermee beoogde resultaat. De gestelde schade komt, wat daar verder van zij, niet voor vergoeding als planschade in aanmerking, omdat die verbindingsweg weerslag heeft gevonden in het bestemmingsplan "Hoogveld", noch in het bestemmingsplan "Kern Pey".
2.8. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat hij ten gevolge van de achter zijn woning gerealiseerde bebouwing schade lijdt in de vorm van vermindering van woongenot, slaagt evenmin, omdat [appellant] hiervoor een afzonderlijk verzoek om vergoeding van planschade heeft ingediend dat in behandeling is genomen.
2.9. De beroepsgronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Groenendijk
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008