Datum beslissing: 28 april 2008
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], [gemeente],
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht).
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2008, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek (hierna: de staatsraad), lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 200702845/1 (hierna: de zaak), waarvan het onderzoek ter zitting is gesloten op 28 maart 2008.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 28 april 2008, waar [verzoeker] noch de staatsraad zijn verschenen.
Bij mondelinge beslissing van 28 april 2008 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht afgewezen.
Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, worden de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Bij faxbericht van zaterdag 26 april 2008 heeft [verzoeker] te kennen gegeven geen uitnodiging te hebben ontvangen voor de behandeling van zijn wrakingsverzoek.
De Afdeling heeft hieromtrent als volgt overwogen.
Bij brief van 24 april 2008 is [verzoeker] uitgenodigd voor de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting. Deze brief is zowel per gewone post als aangetekend verstuurd naar [verzoeker]. Uit informatie van TNT post blijkt dat op 25 april 2008 is gepoogd de aangetekende brief aan te bieden. Omdat geadresseerde niet aanwezig was, is een bericht achtergelaten dat de aangetekende brief was af te halen op een bepaalde afhaallocatie. Het is de Afdeling gebleken dat deze locatie ook zaterdag 26 april 2008 geopend was. Gelet op deze omstandigheden heeft de Afdeling geoordeeld dat [verzoeker] genoegzaam in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
Voor zover het wrakingsverzoek berust op gedragingen dan wel uitlatingen van de staatsraad bij de behandeling van de zaak ter zitting heeft de Afdeling als volgt overwogen.
De zaak is ter zitting behandeld op 28 maart 2008. Nu pas bij faxbericht van 21 april 2008 om wraking is verzocht, is het verzoek om wraking niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan [verzoeker] bekend zijn geworden. In zoverre is niet voldaan aan het gestelde in artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Bij brief van 8 april 2008, voor zover hier van belang, heeft [verzoeker] verzocht om heropening van het onderzoek. Bij brief van 18 april 2008 is [verzoeker] meegedeeld dat de staatsraad geen aanleiding ziet tot heropening van het onderzoek.
Voor zover het wrakingsverzoek is gedaan naar aanleiding van deze beslissing heeft de Afdeling als volgt overwogen.
Zij heeft vooropgesteld dat de beslissing het onderzoek niet te heropenen als zodanig niet ter beoordeling staat. Het instrument van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen een dergelijke beslissing te worden aangewend. Evenmin is aanvaardbaar dat dit middel wordt aangewend teneinde te bewerkstelligen dat het verzoek om heropening alsnog wordt ingewilligd. De Afdeling heeft in deze beslissing van de staatsraad geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de staatsraad vooringenomen is jegens één van de partijen dan wel dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is.
Ook in hetgeen overigens is aangevoerd heeft de Afdeling geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de staatsraad vooringenomen is jegens één van de partijen dan wel dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is.
Het verzoek om wraking is om bovengenoemde redenen afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Hamond
Voorzitter ambtenaar van Staat