Datum uitspraak: 29 april 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bastion Hotel Groep B.V., gevestigd te Utrecht,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/5208 en 07/5309 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 augustus 2007 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bastion Hotel Groep B.V.
het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest.
Bij besluiten van 17 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vergunninghoudster] bouwvergunningen verleend voor de bouw van in totaal 70 eengezinswoningen en 3 appartementen op een perceel aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 juni 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bastion Hotel Groep B.V. (hierna: Bastion) daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en die besluiten onder aanpassing van de motivering in stand gelaten.
Bij uitspraak van 9 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door Bastion daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 juni 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Bastion bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 september 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2008, waar Bastion, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Vegten en mr. G.J.M. Cartigny, beiden advocaat te Rotterdam, ing. E.H.A. de Beer, werkzaam bij Peutz B.V., en W. van Riezen, werkzaam bij Van Riezen & Partners, Bureau voor planologie & planontwikkeling B.V., en het college, vertegenwoordigd door R.P.W. Smaalen, R. Kersten en mr. drs. A.C.M. Goud, allen ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar als partij gehoord het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: gedeputeerde staten), vertegenwoordigd door mr. P.J.V.M. Severijns, ambtenaar in dienst van de provincie, en [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton en mr. A.G. van Keulen, beiden werkzaam bij Cleton & Com, Vastgoed- en ruimtelijke ontwikkeling, [gemachtigde], werkzaam bij [vergunninghoudster], en ir. J. Hardlooper, werkzaam bij Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V..
2.1. Ingevolge artikel 16 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) kan bij een bestemmingsplan ten aanzien van bepaalde werken uit te voeren in bepaalde gebieden worden voorgeschreven, dat bouw- of aanlegvergunning slechts mag worden verleend mits vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben. Gedeputeerde staten kunnen de verklaring weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Ingevolge het bestemmingsplan "Rijnfront" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden 2".
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de op de plankaart voor woondoeleinden 2 bestemde gronden uitsluitend bestemd voor:
en mede ten behoeve daarvan voor:
c. wegen en (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen en water;
e. geluidwerende voorzieningen;
f. nutsvoorzieningen waaronder (ondergrondse) afvalinzamelpunten.
Ingevolge het tweede lid werken burgemeester en wethouders deze bestemming uit met als hoofddoelstelling het realiseren van een hoogwaardig woongebied.
Ingevolge artikel 27, voor zover thans van belang, mogen bouwwerken, zolang en voor zover de in artikel 14 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, slechts gebouwd worden, mits:
a. het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan;
b. van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen bezwaar ter zake is ontvangen, tenzij Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de termijn van de terinzagelegging geen bedenkingen tegen het ontwerp-uitwerkingsplan zijn ingebracht.
2.2. Bij besluit van 13 maart 2007 heeft het college het uitwerkingsplan "1e Uitwerkingsplan Rijnfront" vastgesteld. Het bouwplan is daarmee in overeenstemming. Omdat dit uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is ten behoeve van de vergunningverlening toepassing gegeven aan artikel 27 van de voorschriften van het bestemmingsplan, waarbij gebruik is gemaakt van de voor het bouwplan bij besluit van gedeputeerde staten van 1 november 2006 verleende verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 van de WRO.
2.3. Bastion betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat tegen de door gedeputeerde staten afgegeven verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 van de WRO apart bezwaar bij gedeputeerde staten openstaat en het college het daartegen door Bastion gemaakte bezwaar derhalve op de voet van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) had moeten doorzenden aan gedeputeerde staten.
2.3.1. Het betoog slaagt. Ingevolge artikel 55, aanhef en onder a, van de WRO, voor zover thans van belang, worden voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Awb als één besluit aangemerkt een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 en het besluit waarop de verklaring betrekking heeft. Tegen de verklaring van geen bezwaar van 1 november 2006 stond dan ook geen afzonderlijk bezwaar bij gedeputeerde staten open. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend.
2.4. Bastion betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan, voor zover bestreden, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
2.4.1. Voor zover Bastion ter onderbouwing van haar betoog aanvoert dat het onderzoek naar de luchtkwaliteit niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en het gebruik van het bij het hotel gelegen terras aanleiding kan geven voor een ernstige verstoring van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de in het bouwplan voorziene woningen, heeft de voorzieningenrechter dat terecht verworpen. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr.
200704969/1.
Wat betreft hetgeen Bastion heeft aangevoerd met betrekking tot geluidhinder als gevolg van laad- en losactiviteiten bij het hotel, wordt onder verwijzing naar die uitspraak overwogen dat onduidelijk is waar, op welke wijze, op welke tijdstippen en in welke mate die activiteiten plaatsvinden, met welke (piek)geluidniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode rekening moet worden gehouden en of het mogelijk is door het treffen van maatregelen aan de geluidgrenswaarden te voldoen. Gelet hierop, kan niet worden vastgesteld of uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, meer in het bijzonder het bedrijfsbelang van Bastion en het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen, in redelijkheid van een grotere afstand van deze woningen tot het Bastion Hotel dient te worden uitgegaan dan in het bouwplan wordt gedaan. Zonder nader onderzoek had het college de bouwvergunning bij de beslissing op bezwaar voor deze elf woningen niet mogen handhaven.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. Nu echter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de beslissing van de voorzieningenrechter, inhoudende gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het besluit op bezwaar, juist is, dient de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak;
III. veroordeelt het college tot vergoeding van bij Bastion in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Oegstgeest aan Bastion onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Oegstgeest aan Bastion het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008