ECLI:NL:RVS:2008:BC9722
Raad van State
- Hoger beroep
- R. van der Spoel
- A.W.M. Bijloos
- C.H.M. van Altena
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake procesbelang bij terugkeer naar land van herkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning had aangevraagd. De vreemdeling had haar aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend, maar deze was door de minister van Justitie afgewezen. De vreemdeling had vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris van Justitie. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk, omdat zij inmiddels naar haar land van herkomst was teruggekeerd. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen procesbelang meer had, omdat het onduidelijk was of en wanneer zij naar Nederland zou terugkeren.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de enkele terugkeer naar het land van herkomst niet betekent dat de vreemdeling geen procesbelang meer heeft. De rechtbank had ten onrechte aangenomen dat de vreemdeling geen belang had bij de behandeling van haar beroep. De Afdeling stelde vast dat er geen feiten waren die erop wezen dat de vreemdeling bij een positieve uitspraak niet naar Nederland zou willen terugkeren. Bovendien was het beleid waar de rechtbank naar verwees, dat was vastgesteld in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2007/36, al in werking getreden op de dag van de uitspraak. Dit beleid was relevant voor de verblijfsaanspraken van de vreemdeling.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld en werd bepaald dat het griffierecht aan de vreemdeling moest worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 9 april 2008.