ECLI:NL:RVS:2008:BC9605

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705008/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en illegale bewoning door T.R. Ranch B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "T.R. Ranch B.V." tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college van burgemeester en wethouders van Deurne had op 1 december 2006 een besluit genomen waarin Ranch B.V. werd gelast om vóór 1 juli 2007 de illegale bewoning van de inpandige woonruimte in de manege te staken en de zonder bouwvergunning geplaatste container en stacaravan te verwijderen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van Ranch B.V. ongegrond, waarop Ranch B.V. hoger beroep instelde.

De Raad van State oordeelt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college van burgemeester en wethouders niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen handhavend optreden plaatsvond tegen de bewoning van de inpandige bovenwoning, terwijl er wel handhavend werd opgetreden tegen de bedrijfswoning. De Raad van State concludeert dat het besluit van het college niet deugdelijk is gemotiveerd en vernietigt zowel de uitspraak van de voorzieningenrechter als het besluit van het college. De Raad van State verplicht het college om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

De Raad van State benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de noodzaak voor bestuursorganen om hun besluiten goed te onderbouwen. De uitspraak heeft gevolgen voor de rechtspositie van Ranch B.V. en de handhaving van het bestemmingsplan in Deurne.

Uitspraak

200705008/1.
Datum uitspraak: 16 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "T.R. Ranch B.V.", gevestigd te Liessel, gemeente Deurne,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/390 en 07/129 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 mei 2007 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "T.R. Ranch B.V.",
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2006, voorbereid met afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "T.R. Ranch B.V." (hierna: Ranch B.V.) onder oplegging van een dwangsom gelast om vóór 1 juli 2007 de illegale bewoning van de inpandige woonruimte in de manege op het perceel Leenselweg 4a te Liessel (hierna: het perceel) te staken en gestaakt te houden en de zonder daarvoor vereiste bouwvergunning geplaatste container en stacaravan van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij uitspraak van 30 mei 2007, verzonden op 11 juni 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door Ranch B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Ranch B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2008, waar Ranch B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied, herziening I: manege Leenselweg" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Manege". Ingevolge artikel 1, onder 6, van de planvoorschriften wordt onder bedrijfswoning verstaan: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming. Ingevolge artikel 3, voor zover thans van belang, mogen op de als manege bestemde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van een manege - een bedrijfswoning daaronder begrepen - worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de gebouwen moeten worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsoppervlak;
b. van het onder a. bedoelde bebouwingsoppervlak mag ten hoogste 70% met gebouwen worden bebouwd; (…) e. de woning vrijstaand in ten hoogste twee bouwlagen moet worden gebouwd;
f. de woning toegankelijk moet zijn van en naar de openbare weg;
g. de afstand van de achtergevel van de woning tot de achter de woning gelegen bedrijfsbebouwing ten minste 15 m moet bedragen;
(…).
Ingevolge artikel 4, eerste lid, is het verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Ingevolge artikel 4, tweede lid, voor zover thans van belang, wordt tot een gebruik van gronden strijdig met de aan de grond gegeven bestemming zoals bedoeld in lid 1 in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden: a. voor het oprichten of plaatsen van onderkomens;
(…)
c. voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, kampeerwagens (waaronder caravans en stacaravans), kampeerauto's en kampeertenten; (…).
Ingevolge artikel 4, derde lid, aanhef en onder b, wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik van de opstallen in ieder geval gerekend het gebruik van de opstallen voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning.
2.2. Vast staat dat de bewoning van de inpandige woonruimte in de manege in strijd is met het in artikel 4, derde lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften neergelegde gebruiksverbod. Verder staat vast dat Ranch B.V. zonder de daarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet vereiste bouwvergunning een container en een stacaravan op het perceel heeft geplaatst. Derhalve was het college bevoegd terzake handhavend op te treden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Ranch B.V. betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat ten aanzien van het plaatsen van de stacaravan en de container op het perceel concreet zicht op legalisering bestaat.
2.4.1. Dit betoog faalt. Het plaatsen van de stacaravan op het perceel is in strijd met artikel 4, tweede lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften. De container is in strijd met artikel 3, aanhef en onder a, van de planvoorschriften buiten het bebouwingsvlak geplaatst. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden de zonder bouwvergunning op het perceel geplaatste stacaravan en container te legaliseren. Voorts is gebleken dat het college niet bereid is van het bestemmingsplan vrijstelling te verlenen, nu het bebouwingsoppervlak reeds voor meer dan 70% is bebouwd en het college verdere bebouwing niet wenselijk acht. Niet valt in te zien dat dit standpunt onredelijk is. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht geoordeeld dat geen concreet zicht op legalisering bestaat.
2.5. Ranch B.V. betoogt verder dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college het recht om handhavend op te treden heeft verwerkt. Ranch B.V. voert daartoe aan dat tijdsverloop aan handhavend optreden tegen bewoning van de inpandige woonruimte in de weg staat, te meer omdat het college reeds ten tijde van de aankoop van de manege door Ranch B.V. wist, althans behoorde te weten, dat in de manege een inpandige bovenwoning aanwezig was.
2.5.1. Dit betoog faalt eveneens. Eerst bij controles op 26 april 2005 en 1 november 2005 is geconstateerd dat sprake is van bewoning van de inpandige bovenwoning. Ranch B.V. heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college reeds vóór 26 april 2005 op de hoogte was van deze woning en deze situatie ongemoeid heeft gelaten. De voorzieningenrechter heeft ook terecht overwogen dat de omstandigheid dat de bovenwoning is gerealiseerd door een voormalige wethouder van de gemeente, onvoldoende grond is voor het oordeel dat het college op de hoogte had moeten zijn van de met het bestemmingsplan strijdige situatie. Voorts heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat Ranch B.V. niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens het college vóór de aankoop van de manege aan Ranch B.V. is toegezegd dat bewoning in overeenstemming met het bestemmingsplan was.
2.6. Ranch B.V. betoogt voorts onder verwijzing naar haar beroepschrift dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden had behoren af te zien. Ranch B.V. heeft er in dit verband op gewezen dat de oorspronkelijk bij de manege behorende bedrijfswoning in strijd met het bestemmingsplan als burgerwoning wordt gebruikt. Volgens Ranch B.V. valt niet in te zien waarom het college tegen de bewoning van de inpandige bovenwoning wel, maar tegen het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning niet handhavend optreedt. In dit verband is volgens Ranch B.V. tevens van belang dat ten behoeve van de manegepaarden permanent toezicht is vereist, zodat het noodzakelijk is om bij de manege te wonen.
2.6.1. Aangezien Ranch B.V. in haar zienswijze heeft aangevoerd dat niet valt in te zien waarom het college tegen de bewoning van de inpandige bovenwoning wel, maar tegen het gebruik van de oorspronkelijk bij de manege behorende bedrijfswoning als burgerwoning niet handhavend optreedt, had het op de weg van het college gelegen aannemelijk te maken waarom volgens hem ten aanzien van de oorspronkelijk bij de manege behorende bedrijfswoning geen sprake is van een rechtens vergelijkbaar geval waarin wel van handhavend optreden wordt afgezien. Het college heeft dit nagelaten. Het besluit van 1 december 2006 is in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd en dient wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb te worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt derhalve.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het college van 1 december 2006 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 mei 2007 in zaak nrs. 07/390 en 07/129;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van 1 december 2006, kenmerk HH/2006/12589;
V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij Ranch B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.347,31 (zegge: dertienhonderdzevenenveertig euro en eenendertig cent), waarvan € 1.288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Deurne aan Ranch B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Deurne aan Ranch B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 709,00 (zegge: zevenhonderdnegen euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Krol, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Krol
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2008
494.