Datum uitspraak: 11 april 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1144 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 januari 2008 in het geding tussen:
[verzoeker], [wederpartij A] en [wederpartij B]
het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk.
Bij besluit van 16 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een bedrijfshal op het perceel [locatie 1] te [plaats].
Bij besluit van 14 februari 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2008, verzonden op 22 januari 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 april 2008, waar [verzoeker], in persoon, bijgestaan door A.F.M. Manders, en het college, vertegenwoordigd door H.W.M. Pijnenburg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], in persoon, bijgestaan door G. Moolenschot, gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In paragraaf 3.3.1 van het Streekplan Noord-Brabant 2002 "Brabant in Balans" (hierna: het Streekplan) is vermeld dat de provincie ernaar streeft dat in de landelijke regio's alleen bedrijven worden gevestigd die daarin qua aard, schaal of functie als passend kunnen worden beschouwd. Voorts is in deze paragraaf vermeld dat de provincie in het algemeen bedrijven met een kavel van meer dan 5.000 m² beschouwt als bedrijven die vanwege hun schaal niet passen in landelijk gebied. Aangezien het oppervlak van het bedrijf van [vergunninghouder] aanzienlijk groter is dan 5.000 m², is het bouwplan in strijd met de in paragraaf 3.3.1 van het Streekplan neergelegde beleidslijn. Bij het afgeven van de ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereiste verklaring van geen bezwaar heeft het college van gedeputeerde staten de in hoofdstuk 5 van het Streekplan neergelegde procedure gevolgd om van deze beleidslijn af te wijken. Het college van gedeputeerde staten heeft daartoe - samengevat - vermeld deze afwijking gerechtvaardigd te achten omdat zij leidt tot planologische winst door het verdwijnen van een gemengde veehouderij uit de kern Westerhoven en realisering van reconstructiedoelen.
2.3. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning eerste fase niet mochten worden verleend. Naar het oordeel van de voorzitter mocht het college gebruik maken van de door het college van gedeputeerde staten afgegeven verklaring van geen bezwaar. Het college van gedeputeerde staten mocht in beginsel rekening houden met de gevolgen van de verplaatsing van de gemengde veehouderij die thans is gevestigd aan de [locatie 2] te [woonplaats]. Dat op dit bedrijf al jaren geen varkens meer worden gehouden, betekent niet dat geen gebruik meer kon worden gemaakt van de vergunning krachtens de Wet milieubeheer voor het houden van varkens. Voorts is voldoende aannemelijk gemaakt dat 16 ha grond beschikbaar komt voor realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, waarvan 4 ha direct, voor de natuur in het beekdal van de Keersop, en 12 ha indirect door middel van uitruil in het kader van de herverkaveling. De voorziene bedrijfshal wordt tot slot, anders dan [verzoeker] betoogt, niet binnen de stankcirkel van het agrarisch bedrijf van [verzoeker] gebouwd.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2008