ECLI:NL:RVS:2008:BC9102
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- P.A. Offers
- Rechtspraak.nl
Legale arbeid van Turkse werknemer tijdens gedoogd verblijf en de stabiliteit van de arbeidsmarktpositie
In deze zaak gaat het om de vraag of de arbeid die een Turkse werknemer heeft verricht tijdens zijn gedoogd verblijf in Nederland als legale arbeid kan worden aangemerkt. De vreemdeling, die in Nederland verblijft op basis van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, heeft na de afloop van deze vergunning arbeid verricht zonder een nieuwe vergunning te hebben verkregen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vreemdeling zich in een omstreden verblijfsrechtelijke situatie bevond, waardoor zijn arbeid niet als legaal kon worden beschouwd. De vreemdeling heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn arbeid niet als legale arbeid kan worden aangemerkt, verwijzend naar het arrest Sevince van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Dit arrest stelt dat het legale karakter van arbeid niet noodzakelijk afhankelijk is van het bezit van een legale verblijfstitel, maar dat er wel sprake moet zijn van een stabiele en niet-voorlopige situatie op de arbeidsmarkt. De Raad van State heeft vastgesteld dat de vreemdeling gedurende zijn gedoogd verblijf niet in een stabiele arbeidsmarktpositie verkeerde, en dat zijn arbeid derhalve niet als legale arbeid kan worden aangemerkt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de vreemdeling geen recht heeft op de door hem gevraagde verlenging van zijn verblijfsvergunning.