ECLI:NL:RVS:2008:BC9064

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705696/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning voor dakkappen op appartementengebouwen in Eindhoven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 29 juni 2007 het beroep van de appellante ongegrond verklaarde. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die op 7 februari 2006 door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven was verleend aan een vergunninghoudster voor het plaatsen van dakkappen op appartementengebouwen aan de [locaties] te Eindhoven. De rechtbank oordeelde dat het college terecht de dakkappen als 'uitsteeksels' aanmerkte en dat deze niet als een bouwlaag konden worden beschouwd, waardoor de toegestane bebouwingshoogte niet werd overschreden.

De appellante stelde dat de dakkappen, gezien hun massaliteit, breedte, lengte en hoogte, als een bouwlaag moesten worden beschouwd, wat zou betekenen dat de bebouwingshoogte met 1,50 meter zou worden overschreden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 maart 2008 ter zitting behandeld, waarbij de appellante in persoon en bijgestaan door haar advocaat, mr. J.H.F.H. Leemans, aanwezig was. Het college werd vertegenwoordigd door mr. L.A. Sluiter, ambtenaar van de gemeente.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel was gekomen en dat de dakkappen inderdaad als 'uitsteeksels' konden worden aangemerkt. Daarnaast werd het betoog van de appellante dat het college het welstandsadvies niet aan zijn oordeel omtrent welstand had mogen leggen, verworpen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200705696/1.
Datum uitspraak: 9 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak in zaak nr. AWB 06/3415 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 juni 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) [vergunninghoudster] te Best bouwvergunning verleend voor het plaatsen van dakkappen op de appartementengebouwen aan de [locaties] te Eindhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 juni 2006 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2007, verzonden op 3 juli 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2007 en 9 november 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2008, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. J.H.F.H. Leemans, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.A. Sluiter, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. [vergunninghoudster] is niet ter zitting verschenen
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Eindhoven binnen de Ring" geldt op het perceel de bestemming "woondoeleinden".
Ingevolge artikel 2, sub a, van de planvoorschriften is de bebouwingshoogte van een gebouw de afstand in meters tussen peil en het hoogste punt van een gebouw, beide gemeten aan de zijde van de weg waaraan dit gebouw wordt opgericht, uitsteeksels zoals schoorstenen, lichtkoepels, lift-opbouwen en dergelijke niet meegerekend.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de dakkappen niet als 'uitsteeksels' als bedoeld in de definitiebepaling van de bebouwingshoogte kunnen worden aangemerkt maar, gezien hun massaliteit, breedte, lengte en hoogte, als een bouwlaag moeten worden beschouwd, waarmee de volgens het bestemmingsplan toegestane bebouwingshoogte op het perceel met 1,50 meter wordt overschreden.
2.2.1. Dit betoog faalt. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat met de dakkappen, die bedoeld zijn voor ventilatie en rookafvoer van de appartementen, geen bouwlaag wordt gecreëerd en dat het college de dakkappen, gezien hun functie, terecht heeft aangemerkt als 'uitsteeksels' als bedoeld in artikel 2, sub a, van de planvoorschriften.
2.3. [appellante] betoogt voorts tevergeefs dat het college het welstandsadvies niet aan zijn oordeel omtrent welstand ten grondslag had mogen leggen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 11 januari 1996 in zaak no. H01.95.0439/Q1, gepubliceerd in de Gst. 1997, 7055, 7, mag bij de welstandtoetsing aan het advies van de welstandscommissie groot gewicht worden toegekend. Het volgen van het welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een rapport overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders, indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet zonder meer aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag had mogen leggen. [appellante] heeft geen tegenrapport overgelegd. Evenmin is gebleken dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008
202.