Datum uitspraak: 9 april 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak in zaak nr. AWB 06/3415 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 juni 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) [vergunninghoudster] te Best bouwvergunning verleend voor het plaatsen van dakkappen op de appartementengebouwen aan de [locaties] te Eindhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 juni 2006 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2007, verzonden op 3 juli 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2007 en 9 november 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2008, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. J.H.F.H. Leemans, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.A. Sluiter, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. [vergunninghoudster] is niet ter zitting verschenen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Eindhoven binnen de Ring" geldt op het perceel de bestemming "woondoeleinden".
Ingevolge artikel 2, sub a, van de planvoorschriften is de bebouwingshoogte van een gebouw de afstand in meters tussen peil en het hoogste punt van een gebouw, beide gemeten aan de zijde van de weg waaraan dit gebouw wordt opgericht, uitsteeksels zoals schoorstenen, lichtkoepels, lift-opbouwen en dergelijke niet meegerekend.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de dakkappen niet als 'uitsteeksels' als bedoeld in de definitiebepaling van de bebouwingshoogte kunnen worden aangemerkt maar, gezien hun massaliteit, breedte, lengte en hoogte, als een bouwlaag moeten worden beschouwd, waarmee de volgens het bestemmingsplan toegestane bebouwingshoogte op het perceel met 1,50 meter wordt overschreden.
2.2.1. Dit betoog faalt. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat met de dakkappen, die bedoeld zijn voor ventilatie en rookafvoer van de appartementen, geen bouwlaag wordt gecreëerd en dat het college de dakkappen, gezien hun functie, terecht heeft aangemerkt als 'uitsteeksels' als bedoeld in artikel 2, sub a, van de planvoorschriften.
2.3. [appellante] betoogt voorts tevergeefs dat het college het welstandsadvies niet aan zijn oordeel omtrent welstand ten grondslag had mogen leggen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 11 januari 1996 in zaak no. H01.95.0439/Q1, gepubliceerd in de Gst. 1997, 7055, 7, mag bij de welstandtoetsing aan het advies van de welstandscommissie groot gewicht worden toegekend. Het volgen van het welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een rapport overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders, indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet zonder meer aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag had mogen leggen. [appellante] heeft geen tegenrapport overgelegd. Evenmin is gebleken dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008