ECLI:NL:RVS:2008:BC9063

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705700/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot herplant van populieren opgelegd door college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode [appellant] de verplichting oplegde om op zijn perceel 40 populieren te herplanten. Dit besluit, genomen op 21 november 2005, werd door het college gehandhaafd na een ongegrond verklaard bezwaar van [appellant] op 8 augustus 2006. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 6 juli 2007, waarna [appellant] hoger beroep instelde bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 maart 2008 behandeld. De kern van het geschil draait om de vraag of het college bevoegd was om een herplantplicht op te leggen, gezien het feit dat het bestemmingsplan pas in 2002 rechtskracht kreeg. De Afdeling oordeelt dat de herplantplicht is gebaseerd op de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Sint-Oedenrode en niet op het bestemmingsplan. De Afdeling concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat [appellant] in strijd met het kapverbod populieren heeft geveld en dat de herplantplicht rechtmatig is opgelegd. De rechtbank heeft de authenticiteit van luchtfoto's uit 1995, die aantonen dat er op dat moment 65 populieren op het perceel stonden, niet betwist. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200705700/1.
Datum uitspraak: 9 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sint-Oedenrode,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4004 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 juli 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) [appellant] de verplichting opgelegd op zijn perceel 40 populieren te herplanten.
Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 2007, verzonden op 10 juli 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2008, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door X. van Vessem, makelaar en taxateur, en het college, vertegenwoordigd door J.A.F.M. van Vorstenbosch, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4.5.1, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Sint-Oedenrode, zoals deze, voor zover thans van belang, vanaf 1 juli 1994 gold (hierna: APV 1994), wordt onder houtopstand verstaan: hakhout, een houtwal of een of meer bomen.
Ingevolge het tweede lid wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.1, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Sint-Oedenrode, zoals deze, voor zover thans van belang, vanaf 16 oktober 1998 gold (hierna: APV 1998), wordt onder boom verstaan: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,30 meter hoogte boven maaiveld en wordt onder houtopstand verstaan, voor zover thans van belang: één of meer bomen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.6, eerste lid, voor zover thans van belang, kan het college, indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is zonder vergunning van hem is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
2.2. Het college heeft bij het bij besluit van 8 augustus 2006 gehandhaafde besluit van 21 november 2005 met toepassing van artikel 4.5.6 van de APV 1998 aan [appellant] de verplichting opgelegd het bij hem sinds 1990 in eigendom zijnde perceel kadastraal bekend Sint-Oedenrode sectie […], nummer […] (hierna: het perceel) te herplanten met 40 populieren en deze bomen vervolgens duurzaam in stand te houden. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd, samengevat weergegeven, dat [appellant] in strijd met het kapverbod in de APV 40 populieren heeft geveld of heeft doen vellen, omdat hem daarvoor geen kapvergunning is verleend. Volgens het college blijkt uit luchtfoto's uit 1995 dat in dat jaar 65 populieren op het perceel stonden en is uit een recente controle gebleken dat daarop nog maar 8 populieren staan. Het college heeft bij het besluit in aanmerking genomen dat [appellant] na 1995 met toestemming van het college 17 populieren op het perceel heeft vervangen door 17 zuileiken. Het college acht herstel in de oorspronkelijke staat zeer gewenst vanwege de landschappelijke kwaliteiten van het gebied tussen Sint-Oedenrode en Boskant en de situering van het perceel direct tegen de ecologische verbindingszone tussen Belder/Scheeken en Diependaal/Dommeldal.
2.3. Het betoog van [appellant] dat het college niet bevoegd was een herplantplicht op te leggen, omdat het bestemmingsplan waarin het perceel is bestemd tot agrarisch gebied met landschappelijke/cultuurhistorische en/of abiotische waarden pas in 2002 rechtskracht heeft gekregen faalt, reeds omdat de herbeplantingsplicht niet op dit bestemmingsplan, maar op de APV 1998 is gebaseerd.
2.4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat niet vaststaat dat in 1995 65 populieren op het perceel stonden. Hij betwist dat de gemeente dit met voormelde luchtfoto's aannemelijk heeft gemaakt. Volgens [appellant] biedt het op die foto's vermelde jaartal 1995 onvoldoende zekerheid dat die foto's in dat jaar zijn gemaakt, omdat dat jaartal op één foto met een sticker en op de andere handgeschreven is aangebracht.
2.4.1. [appellant] heeft in het hoger beroepschrift gesteld dat de vorige eigenaar van het perceel vlak voor de overdracht daarvan in 1990 ongeveer 65 populieren op het perceel heeft gepland. Het college heeft ter zitting een luchtfoto getoond met daarop onder meer een afbeelding van het perceel met 65 populieren en van een in de buurt gelegen gebied dat bouwrijp wordt gemaakt. Ter zitting is van de zijde van de gemeente verklaard dat voor het op de foto afgebeelde gebied dat bouwrijp wordt gemaakt in 1994 een bestemmingsplan is goedgekeurd dat ter plaatse woningbouw planologisch mogelijk maakt en dat nadien de afgebeelde grondwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Van de zijde van [appellant] is ter zitting verklaard dat met de afgebeelde grondwerkzaamheden en de woningbouw al in 1992 of 1993 op grond van vrijstellingen als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is begonnen. Van de zijde van [appellant] is ter zitting eveneens verklaard dat [appellant] het merendeel van de populieren in 1990 van het perceel heeft verwijderd.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] de op de luchtfoto's vermelde data met de enkele stelling dat deze onvoldoende zekerheid bieden dat de foto's in 1995 zijn gemaakt, onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de populieren, naar niet in geschil is, in 1990 zijn geplant, dat de op de luchtfoto's afgebeelde populieren op het perceel geen jonge aanplant betreffen en dat de verklaringen van [appellant] ter zitting tegenstrijdig zijn, nu hij enerzijds heeft gesteld dat de bomen in 1990 zijn gekapt en anderzijds het standpunt heeft ingenomen dat de luchtfoto, waarop bomen op zijn perceel zijn waar te nemen, niet in 1995 maar in 1992 of 1993 moet zijn genomen. De rechtbank heeft dan ook terecht geen reden gezien te twijfelen aan de authenticiteit van de data op de ook ter zitting bij de rechtbank getoonde luchtfoto's. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college met die foto's voldoende aannemelijk gemaakt dat in 1995 65 populieren op het perceel stonden.
Het betoog faalt.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het onterecht is dat het college hem thans nog een herplantplicht oplegt, nu het college tegen de bestaande situatie op het perceel jarenlang niet is opgetreden. Hij voert in dit verband aan, samengevat weergegeven, dat hij de afgelopen jaren in verband met de aanleg van zijn hobbytuin op het perceel verschillende keren overleg met de gemeente heeft gehad en het college hem in verband daarmee enige vergunningen heeft verleend. Volgens [appellant] had het college daarbij kunnen constateren dat er op het perceel minder populieren staan.
2.5.1. Dit betoog faalt evenzeer. Uit hetgeen in 2.4.1. is overwogen volgt dat [appellant] in strijd met het kapverbod in de APV 1994 of de APV 1998 populieren heeft geveld. Het college was dan ook ingevolge artikel 4.5.6., eerste lid, van de APV 1998 bevoegd hem een herplantplicht op te leggen. Het college heeft in zijn verweerschrift gesteld dat naar aanleiding van onder meer een melding van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het perceel een controle heeft plaatsgevonden waarbij de overtreding van het kapverbod is geconstateerd. Ter zitting is van de zijde van het college verklaard dat het voorafgaande aan die controle niet op de hoogte was van de overtreding van het kapverbod. In hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd vindt de Afdeling geen reden hieraan te twijfelen. [appellant] heeft voorts aan het tijdsverloop sinds de overtreding van het kapverbod niet een gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat hem geen herplantplicht meer zou worden opgelegd.
2.6. De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van de herplantplicht aan [appellant].
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008
47-507.