ECLI:NL:RVS:2008:BC9052

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801604/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor zorggebouwen te Ermelo

Op 4 april 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen. Het hoger beroep was ingesteld door een groep verzoekers tegen de bouwvergunning die op 2 oktober 2006 door het college van burgemeester en wethouders van Ermelo was verleend aan 's Heeren Loo Midden-Nederland voor de oprichting van vijf zorggebouwen op het perceel Molenkamp te Ermelo. De rechtbank had eerder het besluit van het college om het bezwaar van de verzoekers ongegrond te verklaren, vernietigd en het college opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen.

De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 27 maart 2008. De verzoekers stelden dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied 1968" en dat de zorggebouwen niet uitsluitend voor verpleging zullen worden gebruikt. De voorzitter overwoog dat de infrastructurele werkzaamheden voor de bouw nagenoeg zijn voltooid en dat de zorggebouwen bestemd zijn voor cliënten die 24-uurszorg nodig hebben. De voorzitter concludeerde dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

Na afweging van de betrokken belangen, waaronder de belangen van 's Heeren Loo bij het voortzetten van de bouwactiviteiten, besloot de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 april 2008.

Uitspraak

200801604/2.
Datum uitspraak: 4 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/437 van de rechtbank Zutphen van 8 februari 2008 in het geding tussen:
[verzoekers],
en
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo (hierna: het college) aan 's Heeren Loo Midden-Nederland (hierna: 's Heeren Loo) bouwvergunning verleend voor het oprichten van vijf zorggebouwen met bergingen op het perceel Molenkamp (ongenummerd) te Ermelo (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 maart 2007 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 februari 2008, verzonden op 19 februari 2008, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 maart 2007 vernietigd en bepaald dat het college opnieuw op het bezwaar van [verzoekers] beslist met inachtneming van die uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoekers] tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 maart 2008, waar [gemachtigde], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Oosterveer, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord 's-Heeren Loo, vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Zwolle.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Vastgesteld wordt dat de infrastructurele werkzaamheden ten behoeve van de bouw nagenoeg zijn voltooid. Het verzoek strekt ertoe nadere bouwactiviteiten te voorkomen.
2.3. [verzoekers] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1968" (hierna: het bestemmingsplan), omdat aannemelijk is dat de zorggebouwen ten behoeve van andere woonvormen dan ten dienste van verpleging zullen worden gebruikt.
2.3.1. Ingevolge de bij het bestemmingsplan behorende plankaart rust op het perceel de bestemming "Verpleeginrichting".
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften is de op de kaart voor "Verpleeginrichting" aangewezen grond bestemd voor gebouwen, andere bouwwerken en werken ten dienste van verpleging, zoals sanatoria, gestichten en herstellingsoorden.
2.3.2. Hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht geeft onvoldoende grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals ter zitting door het college en 's Heeren Loo onweersproken is gesteld, de zorggebouwen zullen worden bewoond door - thans elders op het perceel gehuisveste - cliënten van 's Heeren Loo, dat deze cliënten allen een zogenoemde AWBZ-indicatie hebben en zijn aangewezen op 24-uurszorg.
2.4. De vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet, zal aan de orde komen in het door het college tegen de aangevallen uitspraak ingestelde hoger beroep. Ook indien dat hoger beroep niet zou slagen, valt niet op voorhand in te zien dat dat gebrek niet geheeld zou kunnen worden.
Dit in aanmerking genomen, alsmede hetgeen in 2.3.2 is overwogen en de belangen, zoals ter zitting toegelicht, van 's Heeren Loo bij het kunnen voortzetten van de bouwactiviteiten, ziet de voorzitter na afweging van de betrokken belangen geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Overigens neemt 's Heeren Loo, door gebruik te maken van de bouwvergunning zolang deze niet onherroepelijk is, een risico waarvan de eventuele negatieve gevolgen voor haar rekening komen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2008
414-476.