ECLI:NL:RVS:2008:BC9051

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800773/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor dakopbouw te Haarlem

Op 4 april 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had op 11 mei 2007 het bezwaar van de wederpartijen tegen een eerder besluit van 26 juli 2005, waarin een bouwvergunning voor een dakopbouw was verleend, ongegrond verklaard. De rechtbank Haarlem had op 19 december 2007 het beroep van de wederpartijen gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Hierop heeft het college hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 27 maart 2008, waar het college vertegenwoordigd was door R. de Vries en drs. J.M.M. Jacobs, en de wederpartijen bijgestaan door mr. P.J. van den Broeke, is het verzoek behandeld. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening strekte tot het voorkomen dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van de wederpartijen moest nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. Aangezien de dakopbouw al was gerealiseerd en er geen belangen waren gesteld die zich tegen het verzoek verzetten, werd het verzoek toegewezen.

De voorzitter heeft bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlem geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2008.

Uitspraak

200800773/3.
Datum uitspraak: 4 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/4044 van de rechtbank Haarlem van 19 december 2007 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) wederom het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 26 juli 2005, waarbij aan [vergunninghouder] bouwvergunning is verleend voor het plaatsen van een dakopbouw aan de [locatie] te Haarlem, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2007, verzonden op 21 december 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 mei 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 maart 2008, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 maart 2008, waar het college, vertegenwoordigd door R. de Vries en drs. J.M.M. Jacobs, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartijen], in persoon en bijgestaan door mr. P.J. van den Broeke, advocaat te Haarlem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het college in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit op het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar hoeft te nemen. Nu de vergunde dakopbouw reeds is gerealiseerd en in de reactie van [wederpartijen] op het verzoek om voorlopige voorziening noch ter zitting belangen zijn gesteld die zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten, ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlem geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2008
414-476.