Datum uitspraak: 2 april 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3012 van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2007 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rotterdam-Noord.
Bij besluit van 15 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rotterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) zijn beslissing om op 18 juli 2005 bestuursdwang toe te passen voor het ontmantelen van de in het pand Zwart Janstraat 106A te Rotterdam (hierna: het pand) aangetroffen hennepkwekerij, op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van N.A.S. Woningverhuur (hierna: N.A.S.) komen.
Bij besluit van 8 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur het door N.A.S. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en onder aanvulling van de motivering besloten tot handhaving van het besluit van 15 augustus 2005.
Bij uitspraak van 12 juli 2007, verzonden op 16 juli 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door N.A.S. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 augustus 2007.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. P.C.E. van den Hoek, advocaat te Oud-Beijerland, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door S.B.H. Fijneman, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.52 van het Bouwbesluit 2003 heeft een bestaand bouwwerk een veilige voorziening voor elektriciteit.
Ingevolge artikel 7.3.2, aanhef en onder a, van de Bouwverordening Rotterdam 1993 (hierna: de Bouwverordening) is het verboden in, op of aan een bouwwerk, of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, of werktuigen te gebruiken, waardoor overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein.
Ingevolge artikel 7.3.2, aanhef en onder c, van de Bouwverordening is het verboden in, op of aan een bouwwerk, of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, of werktuigen te gebruiken, waardoor brand- of ander gevaar wordt veroorzaakt.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oude Noorden-Zuid" rust op het perceel Zwart Janstraat 106 de bestemming "Winkel waarboven gestapelde woningen".
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig bestemde gronden bestemd voor gebouwen, waarin zijn toegestaan winkels op de begane grond en gestapelde woningen op de verdiepingen, met de daarbij behorende tuinen.
Ingevolge artikel 1 van de "Verzamelherziening inzake gebruiksbepalingen" (hierna: de verzamelherziening) is het verboden om het pand geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan gegeven bestemming en/of het volgens de bij het plan behorende voorschriften uitsluitend toegelaten gebruik, dan wel met de uit die voorschriften voortvloeiende aard van bebouwing.
Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van de "Tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepalingen" (hierna: de tweede verzamelherziening) dient in de gebruiksbepalingen die onder welke benaming ook onderdeel uitmaken van de bestemmingsplannen die zijn vermeld in de bij deze voorschriften behorende bijlagen A en B onder "gebruik" te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken.
2.2. In het pand is op 18 juli 2005 een hennepkwekerij aangetroffen, hetgeen strijd oplevert met artikel 2.52 van het Bouwbesluit 2003, artikel 7.3.2, aanhef en onder a en c, van de Bouwverordening en artikel 1 van de verzamelherziening, in samenhang gelezen met artikel 1 van de tweede verzamelherziening. Het dagelijks bestuur was derhalve bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat N.A.S. als overtreder van artikel 1 van de verzamelherziening, in samenhang gelezen met artikel 1 van de tweede verzamelherziening kan worden aangemerkt. Hij stelt in dit verband dat het pand ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerij door N.A.S. werd onderverhuurd. Volgens [appellant] moet niet N.A.S., maar de onderhuurder als overtreder worden aangemerkt.
2.3.1. Op grond van de planvoorschriften is het verboden het pand geheel of gedeeltelijk te gebruiken, in gebruik te geven, te doen gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de ter plaatse geldende bestemming "Winkel waarboven gestapelde woningen". N.A.S. kan, als huurder van het pand, als overtreder van het verbod worden aangemerkt. Dat N.A.S. het pand ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerij had onderverhuurd, kan, wat daarvan ook zij, niet leiden tot het door [appellant] beoogde doel. Ook het laten gebruiken van het pand in strijd met de ter plaatse geldende bestemming is verboden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, kan N.A.S. als overtreder van dit verbod worden aangemerkt. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Krol, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008