Datum uitspraak: 26 maart 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4398 van de rechtbank Rotterdam van 11 juni 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland.
Bij besluit van 25 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergschenhoek, thans Lansingerland (hierna: het college) geweigerd [appellant] vrijstelling te verlenen voor de bouw van een vrijstaande of twee-onder-één-kap-woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 oktober 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2007, verzonden op 13 juni 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, ingekomen op 15 augustus 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. E.W. Kesler, advocaat te Rotterdam, en het college vertegenwoordigd door R. Kazem, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn gehoord W.A. Bont, werkzaam bij Mobius Consult B.V. te Driebergen, en S. Haghihat, werkzaam bij DCMR Milieudienst Rijnmond.
2.1. [appellant] heeft vrijstelling verzocht van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oosteindseweg" ten behoeve van de bouw van een vrijstaande of twee-onder-één-kap-woning op het perceel. Op het gedeelte van het perceel waar de woning zal worden gebouwd, rust de bestemming "Tuin bij woondoeleinden".
Vast staat dat het bestemmingsplan de bouw van een woning ter plaatse niet toestaat. Het college heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het verzoek om vrijstelling vanwege de te verwachten geluidbelasting op de gevel van de te bouwen woning.
2.2. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet Geluidhinder (hierna: Wgh), zoals dit gold ten tijde van het besluit op bezwaar, is behoudens het in de artikelen 82a, 83 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hierna: voorkeurgrenswaarde) van de gevel, vanwege de weg, 50 dB(A).
Ingevolge het eerste lid van artikel 83, zoals dit gold ten tijde van het besluit op bezwaar, kunnen, onverminderd artikel 82a, gedeputeerde staten in bij algemene maatregel van bestuur en volgens daarbij te stellen regels, op verzoek van degene die daartoe bij de maatregel zijn aangewezen, voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied belasting van 55 dB(A) en voor woningen in stedelijke gebied belasting van 60 dB(A) niet te boven gaat.
Ingevolge het tweede lid van artikel 83 kan bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet geprojecteerd zijn, voor de aanwezige of te verwachten geluidbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere dan de in dat lid genoemd waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 65 dB(A) niet te boven gaan.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet heeft kunnen weigeren gebruik te maken van zijn vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van het bouwplan.
2.4. Het college heeft zijn besluit om vrijstelling te weigeren gebaseerd op de resultaten van het akoestisch onderzoek van Kuiper Compagnons, Bureau voor Ruimtelijke ordening en Architectuur B.V. (hierna: Kuiper Compagnons) dat is verricht naar aanleiding van het opstellen van het bestemmingsplan "Oosteindseweg". Uit het rapport van Kuiper Compagnons van 2 september 1997 blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van de [locatie], 64 dB(A) bedraagt. Indien een woning gebouwd zou worden naast de woning aan de [locatie] kan, volgens het college, redelijkerwijs verwacht worden dat de geluidbelasting daar beduidend hoger zal komen te liggen, omdat deze woning dichter bij de N209 zal zijn gesitueerd. Het college acht het meewerken aan een dergelijk bouwplan uit ruimtelijk oogpunt ongewenst en stelt zich daarmee kennelijk op het standpunt dat er onvoldoende rechtvaardiging is voor overschrijding van de voorkeurgrenswaarde.
2.5. Vast staat dat de voorkeurgrenswaarde, als bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wgh, met het bouwplan aanzienlijk wordt overschreden.
2.6. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat er goede redenen zijn om af te wijken van de in artikel 82, eerste lid, van de Wgh genoemde voorkeurgrenswaarde, heeft [appellant] gewezen op het door hem in beroep overgelegde rapport van 6 maart 2007 van het door Mobius Consult B.V. (hierna: Mobius) verrichte onderzoek. In dit rapport is geconcludeerd dat de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, maar de maximale toelaatbare ontheffingswaarde voor geluidbelasting van 65 dB(A), niet. Volgens [appellant] heeft het college de resultaten van dit onderzoek onvoldoende weerlegd en kon het college, nu de maximaal toelaatbare ontheffingswaarde niet zal worden overschreden, het verzoek om vrijstelling in redelijkheid niet weigeren.
2.6.1. In reactie op het door [appellant] ingebrachte rapport van Mobius heeft het college een aantal kanttekeningen bij dat rapport geplaatst.
Ten eerste heeft het college opgemerkt dat Mobius bij de berekeningen de invloed van de Leeuwenhoekweg op de geluidbelasting niet heeft meegenomen. Indien de geluidbelasting van deze zone slechts een decibel zou bedragen, zou het per 1 januari 2007 van kracht zijnde maximum van 63 dB(A) reeds worden overschreden.
Ten tweede is opgemerkt dat de berekening van de geluidbelasting is gebaseerd op prognoses, waarvan de provincie heeft aangegeven dat zij niet betrouwbaar zijn vanwege een aantal infrastructurele plannen, waaronder de mogelijke verdubbeling van een gedeelte van de N209.
Ten derde heeft het college opgemerkt dat in het onderzoek is uitgegaan van verkeersgegevens uit het jaar 2001. De gemeente Lansingerland is een zogeheten VINEX-gemeente en het aantal bewoners is sinds 2000 binnen vijf jaar bijna verdubbeld. Deze groei betekent volgens het college dat de verkeersgegevens van het Wegvak Oosteindseweg uit 2001 eerder een te lage dan een te hoge verkeersintensiteit aangeven. De bevolkingsgroei betekent volgens het college eveneens dat de verkeersintensiteit op de omliggende wegen niet minder zal groeien, zoals in het rapport van Mobius is aangenomen, maar juist meer. Een grotere toename van de verkeersintensiteit zal de geluidbelasting alleen maar meer doen verhogen. Het college stelt zich dan ook op het standpunt dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat de geluidbelasting op de gevel van de nieuw te bouwen woning niet exact de in het rapport gesteld maximale waarde van 60 db(A) zal bedragen, maar veel hoger zal komen te liggen.
2.6.2. De door W.A. Bont ter zitting gegeven toelichting heeft de door het college opgeworpen twijfels ten aanzien van het rapport van Mobius niet weggenomen.
De verklaring dat de parallel aan de N209 lopende Leeuwenhoekweg niet is meegenomen in de berekening omdat de verkeersintensiteit daar naar alle waarschijnlijkheid is te verwaarlozen, is niet toereikend. Afgezien van de omstandigheid dat de Leeuwenhoekweg binnen de zone van zoneplichtige wegen ligt, en reeds daarom in de berekening had moeten worden meegenomen, dient de stelling dat geluidbelasting vanwege die weg te verwaarlozen is te worden vastgesteld aan de hand van concrete metingen.
Voorts hebben de metingen alleen op 1,5 meter hoogte plaatsgevonden. Nu het bouwplan voorziet in een woning met meerdere verdiepingen, heeft het college terecht opgemerkt dat om de geluidbelasting juist te kunnen vast stellen ook op grotere hoogte gemeten had dienen te worden.
Het college heeft, gelet op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Lansingerland, voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake zal zijn van een toename van de verkeersintensiteit.
Nu de geluidbelasting naar verwachting boven de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting zal uitkomen, heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten geen gebruik te maken van zijn vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van het bouwplan. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Steinebach-de Wit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2008