ECLI:NL:RVS:2008:BC7606

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705508/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • K.J.M. Mortelmans
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidie gemeente Bergen op Zoom voor project 'Gekwalificeerd in de GGZ'

In deze zaak gaat het om de weigering van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een subsidie te verlenen aan de gemeente Bergen op Zoom voor het project 'Gekwalificeerd in de GGZ'. De aanvraag voor deze subsidie werd op 31 januari 2006 ingediend, maar de staatssecretaris weigerde deze op basis van het feit dat het subsidieplafond, dat op 28 oktober 2005 was vastgesteld, zou worden overschreden. De gemeente maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond op 26 juni 2006. De rechtbank Breda bevestigde deze beslissing in een uitspraak op 29 juni 2007, waartegen de gemeente hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 22 februari 2008 werd de zaak behandeld. De gemeente voerde aan dat de staatssecretaris het subsidieplafond niet aan haar mocht tegenwerpen, omdat zij onjuiste informatie had ontvangen. De gemeente stelde dat zij, als zij op de hoogte was geweest van het in werking treden van het subsidieplafond op 1 november 2005, de aanvraag tijdiger had kunnen indienen. De staatssecretaris had echter verklaard dat de aanvraag pas op 9 november 2005 was verzonden, wat niet in geschil was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de gemeente niet voldoende had aangetoond dat de staatssecretaris verantwoordelijk was voor de vertraging in de indiening van de aanvraag. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris het subsidieplafond aan de gemeente mocht tegenwerpen. Het hoger beroep van de gemeente werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200705508/1.
Datum uitspraak: 26 maart 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de gemeente Bergen op Zoom,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4157 van de rechtbank Breda van 29 juni 2007 in het geding tussen:
de gemeente Bergen op Zoom,
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: staatssecretaris) een aanvraag van de gemeente Bergen op Zoom (hierna: de gemeente) om verlening van subsidie voor het project "Gekwalificeerd in de GGZ" geweigerd.
Bij besluit van 26 juni 2006 heeft de staatssecretaris het daartegen door de gemeente gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 2 mei 2007 heeft de staatssecretaris het besluit van 26 juni 2006 aangevuld.
Bij uitspraak van 29 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht het door de gemeente tegen deze besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de gemeente bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2007.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2008, waar de gemeente, vertegenwoordigd door mr. D. van Tilborg, advocaat te Breda, J.M.P.A. Bakx en mr. M.B. de Klerk-Wolters, beiden werkzaam bij de gemeente, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. G. van Zon, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De staatssecretaris heeft aan de weigering van de door de gemeente gevraagde subsidie ten grondslag gelegd dat door verstrekking van die subsidie het door hem op 28 oktober 2005 vastgestelde en op 1 november 2005 in de Staatscourant bekendgemaakte subsidieplafond zou worden overschreden.
2.2. De gemeente betoogt in hoger beroep dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris in het onderhavige geval het subsidieplafond niet aan haar mocht tegenwerpen. Daartoe voert zij aan dat zij vanwege aan haar verstrekte onjuiste informatie van de staatssecretaris niet tijdig, voor het inwerking treden van het subsidieplafond, een aanvraag heeft gedaan.
2.2.1. Niet in geschil is dat de gemeente de aanvraag ESF3 voor het project "Gekwalificeerd in de GGZ" van Psychotherapeutisch Centrum De Viersprong (hierna: de Viersprong) eerst op 9 november 2005 aan de staatssecretaris heeft verzonden. De behandelend ambtenaar Bakx heeft op 7 mei 2007 schriftelijk verklaard dat hij op 28 oktober 2005 onder meer de aanvraag van de Viersprong onder handen had, dat hij na het bericht van de staatssecretaris dat het ESF3-loket was gesloten en het geen zin meer had aanvragen in te dienen, in de loop van de ochtend van 28 oktober 2005 telefonisch contact heeft opgenomen met het Agentschap Sociale Zaken, waarbij hem nogmaals werd medegedeeld dat het geen zin zou hebben een aanvraag in te dienen en dat hij vervolgens contact heeft gelegd met de Viersprong, waarbij is besloten de aanvraag, ondanks de berichtgeving van het Agentschap, in te dienen, hetwelk op 9 november 2005 is geschied. Uit deze verklaring volgt niet dat de aanvraag op 28 oktober 2005 voor verzending gereed lag.
De gemeente heeft desgevraagd ter zitting nog verklaard dat de aanvraag op 28 oktober 2005 gereed was, maar nog niet was getekend door het college van burgemeester en wethouders en dat, wanneer de gemeente ervan op de hoogte was geweest dat eerst op 1 november 2005 het besluit, waarbij het subsidieplafond op € 0,00 is vastgesteld, in werking zou treden, het college bij parafenbesluit de aanvraag nog die dag had afgehandeld en de aanvraag direct was verzonden.
Uit deze verklaring en de verklaring van Bakx blijkt niet dat de mededelingen van de zijde van de staatssecretaris en het Agentschap van doorslaggevende betekenis zijn geweest bij het te laat indienen van de aanvraag. Niet valt in te zien waarom, nu reeds op 28 oktober 2005 in overleg met de Viersprong is besloten de aanvraag ondanks de mededelingen van de kant van de staatssecretaris in te dienen, de aanvraag niet nog diezelfde dag bij parafenbesluit door het college is afgehandeld en verzonden, maar eerst op 9 november 2005 is verzonden. Dat de gemeente niet direct alsnog de aanvraag heeft ingediend, maar heeft gewacht tot de eerstvolgende collegevergadering en eerst daarna de aanvraag heeft ingediend, komt voor haar rekening.
Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris vanwege door hem gedane mededelingen het subsidieplafond niet aan de gemeente mocht tegenwerpen. Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2008
362.