ECLI:NL:RVS:2008:BC7584

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800898/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • W.M. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking erkenning bedrijfsvoorraad door de RDW

Op 4 oktober 2007 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW) de erkenning bedrijfsvoorraad van verzoekster ingetrokken voor een periode van zes weken. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de RDW heeft dit bezwaar op 14 november 2007 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen, die op 8 januari 2008 het beroep ongegrond verklaarde. Verzoekster heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 maart 2008. Tijdens deze zitting was de RDW vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus. De voorzitter heeft in overweging genomen dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in het hoger beroep, waardoor er geen sprake meer is van een geding. Dit heeft geleid tot de beslissing om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.

De voorzitter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 19 maart 2008 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter, mr. H.G. Lubberdink, en mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat, aanwezig waren.

Uitspraak

200800898/2.
Datum uitspraak: 19 maart 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2098 en 07/2099 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 8 januari 2008 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan [verzoekster] verleende erkenning bedrijfsvoorraad ingetrokken voor een periode van zes weken.
Bij besluit van 14 november 2007 heeft de RDW het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 januari 2008, verzonden op 11 januari 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 6 maart 2007, waar de RDW, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij uitspraak van heden, no. 200800898/3, heeft de Afdeling op het hoger beroep beslist. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Daarom dient het verzoek te worden afgewezen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Haverkamp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008
306.