ECLI:NL:RVS:2008:BC7307
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 11 maart 2008 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie had op 9 oktober 2007 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, die in deze procedure als appellant optrad, had tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle. De voorzieningenrechter verklaarde op 14 december 2007 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde bij de Raad van State, dat op 10 januari 2008 werd ingediend.
In het hoger beroep verzocht de vreemdeling de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er op zijn hoger beroep was beslist. Dit verzoek werd gedaan via een faxbericht op 25 februari 2008. De Raad van State behandelde het verzoek om voorlopige voorziening en de zaak werd in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 behandeld, waarbij artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing was.
De uitspraak van de Raad van State op 11 maart 2008 betrof zowel de voorlopige voorziening als het hoger beroep van de vreemdeling. De Raad van State oordeelde over de rechtmatigheid van de afwijzing van de verblijfsvergunning en de noodzaak van de voorlopige voorziening. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen in asielprocedures en de toepassing van bestuursrechtelijke procedures in dergelijke zaken.