ECLI:NL:RVS:2008:BC7117

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703770/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • J.G.C. Wiebenga
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen tegen vergunning voor winkel en microbrouwerij in Amsterdam

Op 18 april 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een vergunning voor het oprichten en in werking hebben van een winkel, microbrouwerij en horecagelegenheid op een specifieke locatie in Amsterdam. Dit besluit werd op 19 april 2007 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning hebben de vereniging Vereniging van Eigenaars Armoeshuis en andere appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft de zaak op 18 februari 2008 behandeld, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat op 1 januari 2008 het Activiteitenbesluit in werking trad, waardoor voor de vergunde activiteiten geen vergunning meer vereist was. Dit leidde tot de conclusie dat de eerder verleende vergunning vervallen was. De Raad van State oordeelde dat de appellanten, ondanks hun beroep, geen belang meer hadden bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien de vergunning niet meer van toepassing was.

Daarom verklaarde de Raad van State de beroepen niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin, en werd openbaar uitgesproken op 19 maart 2008.

Uitspraak

200703770/1.
Datum uitspraak: 19 maart 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de vereniging Vereniging van Eigenaars Armoeshuis, gevestigd te Amsterdam,
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een winkel, microbrouwerij en horecagelegenheid op de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 19 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de vereniging Vereniging van Eigenaars Armoeshuis bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2007, en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juni 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2008, waar de vereniging Vereniging van Eigenaars Armoeshuis, vertegenwoordigd door M. Bijvoet en E.J.A. Slaats, en het college, vertegenwoordigd door R.M. van den Berg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is vergunninghouder, vertegenwoordigd door A.A. Kooy, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 januari 2008 zijn het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de daarmee samenhangende wijziging van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking getreden. Aangezien in verband hiermee voor de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten geen vergunning meer is vereist, is de bij het bestreden besluit verleende vergunning vervallen.
Ingevolge artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit worden de voorschriften die zijn verbonden aan een vóór 1 januari 2008 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning, die vóór die datum in werking en onherroepelijk was, onder omstandigheden als maatwerkvoorschriften aangemerkt. Omdat de bij het bestreden besluit verleende vergunning vóór 1 januari 2008 niet onherroepelijk was, zijn er geen voorschriften die worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften.
Niet is gebleken dat de Vereniging van Eigenaars Armoeshuis of [appellanten sub 2] niettemin belang hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.2. De beroepen zijn derhalve niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld   w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008
315.