Datum uitspraak: 19 maart 2008.
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2007 in zaak nr. 06/4142 in het geding tussen:
de minister van Justitie.
Bij besluit van 2 november 2004 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) aan [appellant] meegedeeld dat hij op verzoek van de moeder wijziging van de geslachtsnaam van diens minderjarige zoon (hierna: de zoon) in die van de moeder zal bevorderen.
Bij besluit van 12 oktober 2006 heeft de minister het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2007, verzonden op 4 juli 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2008, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door mr. S.A. Ray, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.S. Tenge, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of dat van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken, als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het krachtens die bepaling vastgestelde Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) wordt op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Ingevolge het tweede lid is ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder d, onder 3°, wordt het verzoek afgewezen, indien een ouder weigert met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren in te stemmen, tenzij verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.
2.2. Hetgeen [appellant] in zijn hoger beroepschrift heeft betoogd, is een herhaling van het door hem bij de rechtbank betoogde. De rechtbank heeft hem in dat betoog terecht en op goede gronden niet gevolgd door te overwegen dat uit de Nota van Toelichting bij het Besluit (Staatsblad 2004, 100) moet worden afgeleid dat de belangen van de minderjarige zich in beginsel niet verzetten tegen een geslachtsnaamswijziging in de gevallen, vermeld in het Besluit en hij geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat dat in dit geval anders is.
Hetgeen [appellant] ter zitting van de Afdeling daaraan heeft toegevoegd, dat zijn zoon inmiddels tien jaar lang zijn naam draagt en hij het in het belang van zijn zoon acht dat de geslachtsnaam niet wordt gewijzigd, kan evenmin als zodanig worden aangemerkt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, behoeft een naamswijziging aan goed contact tussen vader en zoon niet in de weg te staan. Zij heeft evenzeer terecht door [appellant] niet aannemelijk gemaakt geacht dat de zoon nadelige gevolgen van de naamswijziging zal ondervinden.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008.