Datum uitspraak: 12 maart 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Groningen,
tegen de uitspraak in zaak nrs. AWB 07/434 en 07/498 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 15 mei 2007
het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Bij besluit van 27 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groningen (hierna: het college) Woningstichting IN (hierna: vergunninghouder) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 37 woningen aan de Grote Beerstraat te Groningen.
Bij uitspraak van 15 mei 2007, verzonden op 22 mei 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de
Raad van State ingekomen op 29 juni 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Ingevolge artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn vergunninghouder en de Kopersvereniging Plan Grote Beer (hierna: de Kopersvereniging) in de gelegenheid gesteld om als partij aan het geding deel te nemen.
De Kopersvereniging heeft bij brieven van 9 september 2007,
6 oktober 2007 en 5 februari 2008 een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2008,
waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. J.T. Fuller, advocaat te Zwolle, het college, vertegenwoordigd door R.S.A. Burghgraef en mr. P.J. van de Sande, ambtenaren in dienst van de gemeente, vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Utrecht, en [gemachtigde], en de Kopersvereniging, vertegenwoordigd door
mr. J.J. Sagel, zijn verschenen.
2.1. De bouw van de 37 eengezinswoningen aan de Grote Beerstraat is in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan "Plan de Paddepoel", onder meer omdat bouwgrenzen van het plan worden overschreden.
2.2. Om de bouw van de woningen mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Daaraan ligt als ruimtelijke onderbouwing ten grondslag het door de gemeenteraad op 19 oktober 2005 vastgestelde "Aangepast Stedenbouwkundig Plan Paddepoel Zuidwest" (hierna: het stedenbouwkundig plan).
2.3. [appellanten] hebben betoogd dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het stedenbouwkundig plan, omdat de daarin gestelde westelijke grens voor het bouwen van woning met nummer 37, gelegen bij de kruising Grote Beerstraat - Voermanstraat, wordt overschreden.
2.4. Het betoog leidt niet tot het door [appellanten] beoogde doel. Hiertoe wordt overwogen dat het stedenbouwkundig plan indicatief van aard is, dient als ruimtelijke onderbouwing maar geen normatieve binding heeft. Het stedenbouwkundig plan spreekt ook niet over bouwgrenzen en rooilijnen en werkt niet met schaalgroottes en exacte maatvoeringen. In het stedenbouwkundig plan is voorzien in de aan de orde zijnde bouw van woningen aan de Grote Beerstraat en is op een schetsmatige plattegrond aangegeven dat de zijgrens van het bouwvlak uitsteekt vóór de voorgevelrooilijn van de woningen aan de Voermanstraat. Niet is in geschil dat ten gevolge van de technische uitwerking van het bouwplan de bedoelde zijgrens meer uitsteekt vóór de voorgevelrooilijn van de Voermanstraat dan uit het stedebouwkundig plan valt op te maken. Hoeveel meer is wegens het ontbreken van een exacte maatvoering in het stedenbouwkundig plan niet precies vast te stellen. Er is echter geen grond voor het oordeel dat deze afwijking zodanig is dat het stedenbouwkundig plan niet meer als ruimtelijke onderbouwing voor het verlenen van de vrijstelling kan dienen.
2.5. Anders dan [appellanten] hebben gesteld is de voorzieningenrechter op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het college bij het verlenen van de vrijstelling de betrokken belangen in redelijkheid heeft afgewogen, waarbij het college de belangen van vergunninghouder om de bouw van de woning met nummer 37, in afwijking van het stedenbouwkundig plan, meer in de richting van de Voermanstraat toe te staan, zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de belangen van [appellanten]. De verkleining van de afstand tussen de woning van [appellanten] aan de [locatie] en de woning Grote Beerstraat 37, die weliswaar niet exact is vast te stellen, kan niet als een onaanvaardbare inbreuk op de privacy en woongenot van [appellanten] worden aangemerkt.
Eveneens betogen [appellanten] tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat door de bouw van de woning met [nummer] het zicht op het kruispunt Grote Beerstraat - Voermanstraat aanzienlijk zal worden belemmerd. Niet aannemelijk is dat de situering van de woning met [nummer] tot verkeersgevaarlijke situaties op de kruising zal leiden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat tussen de gevel van de woning en de rijbaan van de Voermanstraat zich nog een trottoir bevindt, de Grote Beerstraat uit twee door een groenstrook van elkaar gescheiden rijbanen bestaat en ter plaatse een 30 km zone geldt.
Hetgeen [appellanten] verder nog hebben aangevoerd biedt evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de voorzieningenrechter.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008