ECLI:NL:RVS:2008:BC6424

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706769/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving lozingseisen door waterschap en de representativiteit van bemonstering

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuwse Eilanden op 17 januari 2007 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellante] wegens overtreding van de lozingseisen zoals vastgelegd in de vergunning van 17 juni 2005. [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar het dagelijks bestuur heeft dit bezwaar op 15 augustus 2007 ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoert dat de monsters die zijn genomen op 23 oktober 2006 geen representatief beeld geven van de situatie, omdat deze zijn genomen tijdens een droge periode.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 1 februari 2008, waarbij zowel [appellante] als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd waren. [appellante] betoogt dat de bemonstering niet voldoet aan de normen, omdat deze alleen representatief kan zijn tijdens of na regenval. Het dagelijks bestuur daarentegen stelt dat de monsters zijn genomen op een moment dat er voldoende waterstroom was en dat de bemonstering op juiste wijze heeft plaatsgevonden. De Raad van State heeft de argumenten van [appellante] en het dagelijks bestuur zorgvuldig afgewogen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de bemonstering inderdaad alleen de afvalwaterstroom betreft en dat de bemonstering representatief is geweest, gezien de weersomstandigheden en de gegevens van het KNMI. De Raad van State heeft geconcludeerd dat het dagelijks bestuur zich terecht bevoegd heeft geacht om handhavend op te treden, en heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200706769/1.
Datum uitspraak: 12 maart 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], [gemeente],
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuwse Eilanden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2007 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuwse Eilanden (hierna: het dagelijks bestuur) aan [appellante] een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 2 (lozingseisen) van de bij besluit van 17 juni 2005 aan [appellante] verleende vergunning als bedoeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Bij besluit van 15 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2007, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.A. de Waard, advocaat te Goes, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.P.H. Hageman, werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 17 juni 2005 heeft het dagelijks bestuur aan [appellante] een vergunning verleend voor het op het oppervlaktewater lozen van onder meer bedrijfsafvalwater (schrobwater afkomstig van hal 2, schrobwater en lekwater van wrakken afkomstig van hal 3, mogelijk verontreinigd hemelwater afkomstig van de tankplaats van bovengrondse en ondergrondse tanks en van de opslagplaats van motoren en reinigingswater en verontreinigd hemelwater afkomstig van mogelijk verontreinigd verhard terrein en reinigingswerkzaamheden).
Ingevolge artikel 2, derde lid, van de vergunning, voor zover hier van belang, mag in het bedrijfsafvalwater het gehalte aan de in de daar opgenomen tabel genoemde stoffen en/of parameters de daarbij vermelde waarden niet overschrijden:
Meetpunten Parameter/stoffen Concentratie (eenheid) in enig steekmonster
Cp1 Koper 0,15 mg/l
Cp1 Zink 0,5 mg/l
Cp1 PAK-16 0,01 mg/l.
2.2. Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2.3. [appellante] betoogt dat het dagelijks bestuur ten onrechte heeft gesteld dat artikel 2, derde lid, van de vergunning is overtreden. Volgens [appellante] geven de door het dagelijks bestuur genomen monsters van 23 oktober 2006 geen juist beeld van de situatie. De wijze waarop het dagelijks bestuur de monsters heeft genomen verdraagt zich volgens [appellante] niet met het beleid van het dagelijks bestuur en de daarvoor geldende normen en regelingen.
In dit verband voert [appellante] aan dat volgens het beleid van het dagelijks bestuur een representatief monster enkel kan worden verkregen tijdens of na regenval en dat tijdens een periode van droogte geen monsters kunnen worden genomen omdat er dan geen toevloed van water naar het controle-bemonsteringspunt plaatsvindt. In de normen NEN 6600-1 en NEN 6600-2 wordt volgens [appellante] weliswaar niets vermeld over klimatologische omstandigheden, maar bemonstering is volgens [appellante] op de onderhavige locatie alleen mogelijk tijdens of na een regenperiode. De gedachte achter deze normen is volgens [appellante] dat een zuivere meting moet worden verricht, waarbij omstandigheden zoals het reeds aanwezige bezinksel op de bodem niet van invloed mogen zijn op de resultaten.
[appellante] betoogt dat de monsters in dit geval echter zijn genomen op een moment dat het niet regende en het een zeer lange periode droog was geweest, althans dat het voor haar niet controleerbaar is op welk moment de monsters zijn genomen. Na een lange periode van droogte kunnen afvalstoffen zich hebben opgehoopt, zal eventuele regenval snel verdampen en kunnen de resultaten worden beïnvloed door het reeds aanwezige bezinksel op de bodem van de sloot, aldus [appellante]. Nu het dagelijks bestuur niet heeft aangegeven of sprake was van een periode van droogte, kan het standpunt van het dagelijks bestuur dat artikel 2, derde lid, van de vergunning is overtreden volgens [appellante] geen stand houden.
2.3.1. Het dagelijks bestuur stelt voorop dat de bemonstering het afvalwater en niet tevens het oppervlaktewater (in dit geval een sloot) betreft. Voor zover [appellante] zich richt tegen bemonsteringen van oppervlaktewater, mist het beroep volgens het dagelijks bestuur dan ook feitelijke grondslag.
Voorts betoogt het dagelijks bestuur dat voldoende afvalwater door de controleput moet stromen om een representatief monster te kunnen nemen. Bij een put als de onderhavige is dit volgens het dagelijks bestuur niet mogelijk in een droge periode. Een representatief monster kan worden genomen tijdens een regenbui, alsook enige tijd daarna, aangezien ook dan nog water afstroomt via de controleput, aldus het dagelijks bestuur. Volgens het dagelijks bestuur worden door hem dan ook alleen monsters genomen als er stroming door de controleput plaatsvindt. Aangezien bezonken delen in de regel geen deel uitmaken van de afvalwaterstroom, wordt bezinksel in de put aldus niet meebemonsterd, aldus het dagelijks bestuur. Indien echter slechts zou worden bemonsterd tijdens regen van langere duur, zouden volgens het dagelijks bestuur waarschijnlijk nimmer verontreinigingen kunnen worden vastgesteld, omdat de verontreinigingen dan al via de put in het oppervlaktewater zouden zijn terechtgekomen.
Volgens het dagelijks bestuur heeft het, zoals wordt vermeld in het analyserapport en blijkt uit gegevens van het KNMI, in ieder geval geregend in de 24 uur voordat het monster van 23 oktober 2006 is genomen.
De bemonstering heeft volgens het dagelijks bestuur dan ook op juiste wijze plaatsgevonden. Nu de analyseresultaten overschrijdingen van de betrokken lozingseisen laten zien, heeft het dagelijks bestuur zich bevoegd geacht handhavend op te treden.
2.3.2. De Afdeling overweegt allereerst dat de bemonstering uitsluitend de afvalwaterstroom betreft en niet het oppervlaktewater. Een niet-continue afvalwaterstroom, zoals hier aan de orde, kan naar zijn aard slechts representatief worden bemonsterd, wanneer deze op het tijdstip van bemonstering in voldoende mate optreedt. Op grond van de door het dagelijks bestuur overgelegde gegevens van het KNMI, die betrekking hebben op Vlissingen, is aannemelijk geworden dat het ook ter plaatse van de monstername op de dag van de monstername en de dag daarvoor heeft geregend. Gelet hierop en op hetgeen het dagelijks bestuur heeft betoogd omtrent de atypische concentratie van verontreinigende stoffen bij bemonstering na regen van langere duur, ziet de Afdeling in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de bemonstering niet representatief is geweest. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om handhavend op te treden.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008
271.