Datum uitspraak: 12 maart 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 juni 2007 in zaak
nr. 06/6133 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout.
Bij besluit van 28 juni 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout (hierna: het college) TPN Vastgoedontwikkeling B.V. (hierna: TPN Vastgoedontwikkeling) gelast binnen drie maanden na dagtekening van dit besluit de afscheidingsmuur tussen het bouwplan "Het Kolombijn" en de woningen aan de Klappeijstraat (hierna: de muur) conform de ingediende tekening behorende bij de bouwvergunning van 28 juni 2004 tot een hoogte van vier meter te realiseren onder oplegging van een dwangsom van € 1.000,00 per week of gedeelte van een week dat niet of niet volledig aan de last is voldaan met een maximum van € 20.000,00.
Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft het college het door TPN Vastgoedontwikkeling daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 28 juni 2006 ingetrokken.
Bij uitspraak van 28 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2008, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Vervoort en J.S.M. Bastianen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar TPN Vastgoedontwikkeling, vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te Den Bosch, gehoord.
2.1. Op 28 juni 2004 is aan TPN Vastgoedontwikkeling een bouwvergunning verleend voor de bouw van zestien woningen met parkeergarage op het perceel kadastraal bekend gemeente Oosterhout, sectie S, nr. 4762, gelegen aan Kloosterstraat 10, 10A, 12, 12A, 14, 14A, 16, 16A, 18, 18A en Pruimboomsteeg 11, 13, 15, 17, 19 en 21 (hierna: het bouwproject). Bij brief van 1 januari 2006 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de uitvoering van het bouwproject, omdat de muur, die een scheiding vormt tussen de woningen van het bouwproject en de tuin van [appellant], was verlaagd. Het college heeft deze brief tevens aangemerkt als een verzoek om handhaving van de op 28 juni 2004 aan TPN Vastgoedontwikkeling verleende bouwvergunning.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat TPN Vastgoedontwikkeling het niet in haar macht heeft aan de lastgeving te voldoen en het college hierin terecht aanleiding heeft gezien het besluit van 28 juni 2006 in te trekken.
2.2.1. Niet in geschil is dat TPN Vastgoedontwikkeling de eigendom van de muur met de eigendom van de daaraan gelegen woningen eind 2005 aan de bewoners van die woningen van het bouwproject heeft overgedragen.
2.2.2. Als voorwaarde voor het opleggen van een last onder dwangsom geldt dat de overtreder het in zijn macht heeft om aan de illegale situatie een einde te maken. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is daarvoor beslissend of hij het feitelijk in zijn macht heeft aan de lastgeving te voldoen.
2.2.3. Nu TPN Vastgoedontwikkeling ten tijde van het opleggen van de last onder dwangsom geen eigenaar meer van de muur was en niet is gebleken van omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij desondanks de gestelde overtreding kon (doen) beëindigen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat TPN Vastgoedontwikkeling het ten tijde van het besluit van 28 juni 2006 feitelijk niet in haar macht had aan de lastgeving te voldoen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de bewoners van de woningen van het bouwproject die tezamen met [appellant] eigenaar van de muur zijn te kennen hebben gegeven niet bereid te zijn medewerking te verlenen aan het verhogen hiervan. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd inzake het traag en inadequaat reageren van het college op zijn klachten, kan aan dit oordeel niet afdoen en zal de Afdeling daarom onbesproken laten.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Groenendijk
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008