ECLI:NL:RVS:2008:BC6384

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708514/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'De Run 6000, herziening ASML' te Veldhoven

Op 6 maart 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoekers en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het college had op 2 oktober 2007 goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan 'De Run 6000, herziening ASML', dat door de raad van de gemeente Veldhoven was vastgesteld op 13 februari 2007. Verzoekers, die een staalconstructiebedrijf runnen, vreesden dat de goedkeuring van het bestemmingsplan hen zou belemmeren in hun bedrijfsvoering en dat dit zou leiden tot bedrijfsschade, verkeershinder en visuele hinder door de geplande bouw van hoge gebouwen door ASML.

Tijdens de zitting op 21 februari 2008, waar verzoekers en vertegenwoordigers van het college en ASML aanwezig waren, werd duidelijk dat ASML niet op korte termijn zou beginnen met de bouw van de geplande gebouwen. De voorzitter concludeerde dat er geen onomkeerbare gevolgen zouden zijn voordat er op het beroep tegen de goedkeuring van het plan zou zijn beslist. De voorzitter oordeelde dat de verwachte nieuwe bebouwing niet tot grote hinder voor verzoekers zou leiden en dat er geen reden was om aan te nemen dat ASML geen milieuvergunning zou kunnen verkrijgen voor de voorgenomen uitbreidingsactiviteiten.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 6 maart 2008.

Uitspraak

200708514/2.
Datum uitspraak: 6 maart 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) bij besluit van 13 februari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "De Run 6000, herziening ASML".
Tegen dit besluit hebben de [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2007, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 februari 2008, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. F.H. Eijmaal, advocaat te Maastricht, vergezeld door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door A.J.J.M. Danen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door R.J. Smits, ambtenaar in dienst van de gemeente, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ASML Netherlands BV, gevestigd te Veldhoven (hierna: ASML), vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Dorn, advocaat te Geldrop, vergezeld door mr. R. Jonkers.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader ten behoeve van uitbreidingsmogelijkheden op het bedrijventerrein "De Run 6000" voor ASML, door verhoging van het bebouwingspercentage en de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen op haar bedrijfsterrein. Bij het bestreden besluit heeft het college het plan grotendeels goedgekeurd.
2.2.1. [verzoekers] kunnen zich niet met het grotendeels goedgekeurde plan verenigen. Zij vrezen dat bij inwerkingtreding van het plan een onomkeerbare situatie zal ontstaan. [verzoekers] voeren aan dat zij door dit plan in de bedrijfsvoering van het staalconstructiebedrijf zullen worden belemmerd, waardoor bedrijfsschade zal kunnen ontstaan. Zij vrezen verkeershinder te zullen ondervinden ten gevolge van de toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving en extra parkeeroverlast. Het vrachtverkeer dat hun bedrijf aandoet zal daarvan met name hinder ondervinden.
Voorts betogen [verzoekers] dat de realisering van dit plan tot visuele hinder zal leiden, gelet op de in het plan vervatte maximum bouwhoogte van 85 meter en maximum bebouwingspercentages van 80 en 100%. Zij verwachten hierdoor aantasting van hun woongenot en een waardedaling van hun woning en bedrijfsgebouwen.
Daarnaast zal ASML door de uitbreiding in de toekomst mogelijk meer trillingshinder ondervinden van het staalconstructiebedrijf, waardoor de milieuvergunning voor hun bedrijf zou kunnen worden aangescherpt. Zij wijzen er ten slotte op dat ASML niet in het bezit is van een milieuvergunning voor de beoogde uitbreidingsactiviteiten.
2.2.2. Ter zitting heeft ASML toegezegd dat de in het plan voorziene bouwaccenten, bestaande uit twee gebouwen met een bouwhoogte van 55 meter, niet op korte termijn zullen worden gerealiseerd. In verband hiermee is aannemelijk geworden dat, voordat op het beroep tegen de goedkeuring van het plan zal zijn beslist, geen aanvraag om een bouwvergunning te verwachten is. Verder is het gebouw met een hoogte van 85 meter, volgens mededeling ter zitting, al eerder gerealiseerd. Uit het vorenstaande volgt dat de inwerkingtreding van het plan in zoverre niet zal leiden tot onomkeerbare gevolgen.
2.2.3. De voorzitter verwacht op voorhand in het licht van het verhandelde ter zitting niet dat de wel op korte termijn geplande nieuwe bebouwing, bestaande uit enige aanvullende uitbreiding van een bedrijfs- en kantoorgebouw en een parkeervoorziening, tot grote hinder in de vorm van verkeershinder en visuele hinder voor het nabij gelegen staalconstructiebedrijf en de daarbij behorende bedrijfswoning zal leiden. Voorts is niet gebleken dat de bouw van die parkeervoorziening als zodanig op onoverkomelijke bezwaren stuit bij [verzoekers]
De eventuele toename aan trillingshinder voor ASML heeft geen gevolgen voor het staalconstructiebedrijf, aangezien ter zitting is gebleken dat ASML zelf reeds alle maatregelen treft ter voorkoming van trillingshinder voor haar productieprocessen. Op voorhand is er voorts geen aanleiding te veronderstellen dat ASML geen milieuvergunning kan worden verleend voor de voorgenomen uitbreidingsactiviteiten, op het moment dat de aard en omvang van die thans nog niet vaststaande activiteiten bekend zullen zijn.
2.3. Gelet op het hiervoor overwogene bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Heide-Boertien, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van der Heide-Boertien
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2008
234-319.