Datum uitspraak: 12 maart 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3974 van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2007 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen, kantoorhoudend te Utrecht.
Bij besluit van 28 februari 2006 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) aan [appellante] een voorschot huurtoeslag 2006 toegekend.
Bij besluit van 9 oktober 2006 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit gehandhaafd en het verzoek tot vergoeding van de kosten in bezwaar afgewezen.
Bij uitspraak van 9 juli 2007, verzonden op 11 juli 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2007.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. drs. M.J.G. Schroeder, juridisch medewerker bij Lucardie en De Visser Advocaten te Den Haag, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schütz, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
2.1. Volgens het besluit op bezwaar heeft de Belastingdienst het bezwaar gegrond verklaard, omdat uit de Gemeentelijke Basisadministratie is gebleken dat [medebewoner] in 2006 geen medebewoner was op het adres van [appellante], zodat hij ten onrechte is opgenomen in de berekening die aan de vaststelling van het voorschot huurtoeslag voor 2006 ten grondslag is gelegd. Dit heeft echter niet tot een nieuwe beschikking geleid, omdat het inkomen van deze persoon nihil was en derhalve niet van invloed op de hoogte van de huurtoeslag van [appellante].
2.2. [appellante] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de Belastingdienst het verzoek tot vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte kosten, als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, terecht heeft afgewezen. [appellante] stelt zich op het standpunt dat de verwijdering van [medebewoner] uit de berekening van de toeslag een inhoudelijke wijziging is van het primaire besluit, omdat het om een voorschotberekening ging en later gebleken wijzigingen in het jaarinkomen van [medebewoner] van invloed kunnen zijn op de definitief vastgestelde huurtoeslag.
2.3. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat in dit geval van herroeping van het primaire besluit geen sprake was, omdat de vaststelling van het voorschot huurtoeslag ongewijzigd is gebleven en slechts de motivering daarvan is verbeterd. Anders dan [medebewoner] betoogt, speelt bij de beoordeling of het voorschot huurtoeslag 2006 is herroepen als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, de definitieve vaststelling van de huurtoeslag geen rol.
2.4. Het betoog van [medebewoner] dat de rechtbank ten onrechte mr. drs. M.J.G. Schroeder, die namens mr. C.A. Lucardie het beroepschrift heeft ingediend en ondertekend, als gemachtigde in beroep heeft aangemerkt en niet mr. Lucardie, behoeft geen bespreking, omdat, wat hier ook van zij, de vermelding van de gemachtigde geen gevolgen heeft voor de uitkomst van het geding.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Haverkamp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008