ECLI:NL:RVS:2008:BC5793

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706289/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. van Dijk
  • J.H.B. van der Meer
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister van Onderwijs inzake bekostiging evangelische scholengemeenschap

Op 5 maart 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Wierden en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De zaak betreft een beroep dat door het college is ingesteld tegen een besluit van de minister van 27 juli 2007, waarin het bezwaar van het college tegen de vaststelling van het plan van scholen 2007-2008-2009 ongegrond werd verklaard. Dit plan bevatte onder andere een evangelische scholengemeenschap voor mavo, havo en atheneum in Wierden, zonder jaartal van bekostiging. Het college had bezwaar gemaakt tegen de opname van deze school in het plan, met als doel de bekostiging van de school te voorkomen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 februari 2008, waarbij zowel het college als de minister vertegenwoordigd waren. De minister had in een later besluit, gepubliceerd op 28 september 2007, de school met 2008 als jaartal van bekostiging opgenomen, omdat de school vijf achtereenvolgende jaren in het plan was opgenomen. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat er geen bezwaar was gemaakt tegen dit latere besluit.

De Raad van State oordeelde dat het college, gezien de omstandigheden, niet meer kon bewerkstelligen wat het met het instellen van het beroep beoogde. Er was geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 27 juli 2007, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200706289/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wierden,
appellant,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) het plan van scholen 2007-2008-2009 vastgesteld, waarin hij onder meer een evangelische scholengemeenschap voor mavo, havo en atheneum in Wierden (hierna: de school), uitgaande van de Stichting Evangelisch Bijbelgetrouw Onderwijs (hierna: de stichting), zonder jaartal van bekostiging heeft opgenomen.
Bij besluit van 27 juli 2007 heeft de minister, voor zover thans van belang, het daartegen door het college van burgemeester en wethouders van Wierden (hierna: het college) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2007, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. F.J. van der Vaart, advocaat te Enschede, vergezeld door drs. H. Bosma, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Visser, ambtenaar bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vergezeld door H.T.G. Kaspersen, zijn verschenen. Voorts is als belanghebbende gehoord de stichting, vertegenwoordigd door mr. J.A. Keijser, advocaat te Voorburg, en [directeur] van de stichting.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 65, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor zover thans van belang, stelt de minister na overleg met de daarvoor in aanmerking komende organisaties jaarlijks een plan van scholen vast, die in de drie kalenderjaren, volgende op het jaar van de vaststelling voor bekostiging uit 's Rijks kas in aanmerking zullen worden gebracht. Dit plan heeft ten doel te komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, vangt de bekostiging in elk geval aan, nadat de desbetreffende school vijf achtereenvolgende jaren in het plan is opgenomen.
2.2. Met het tegen het besluit van 27 juli 2007 ingestelde beroep beoogt het college de bekostiging van de school, als hiervoor bedoeld, te voorkomen.
2.3. Bij besluit van 14 september 2007, gepubliceerd in de Staatscourant van 28 september 2007, nr. 188, heeft de minister het plan van scholen 2008-2009-2010 vastgesteld, waarin hij, voor zover thans van belang, de school met 2008 als jaartal van bekostiging heeft opgenomen, omdat de school vijf achtereenvolgende jaren op een plan van scholen heeft gestaan. Ter zitting heeft het college medegedeeld dat daartegen geen bezwaar is gemaakt.
2.4. Onder deze omstandigheden kan het college thans niet meer bewerkstelligen wat het met het instellen van het beroep beoogt. Gesteld noch gebleken is dat het daarnaast nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 27 juli 2007.
2.5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Hazen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2008
452.