ECLI:NL:RVS:2008:BC5244

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708473/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan "Nieuweroord 2005"

Op 22 februari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de erven van verzoeker D, die bezwaar maakten tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan "Nieuweroord 2005" door het college van gedeputeerde staten van Drenthe. Dit college had op 9 oktober 2007 goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan dat door de gemeenteraad van Hoogeveen was vastgesteld op 8 maart 2007. De erven stelden dat het college ten onrechte goedkeuring had verleend aan de bestemming "Verkeersdoeleinden" aan de Middenraai, wat zou leiden tot onomkeerbare gevolgen en parkeerhinder in de omgeving.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2008. In zijn overwegingen merkte hij op dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter concludeerde dat het bestemmingsplan, na de gewijzigde vaststelling, niet meer voorzag in een parkeerplaats aan de overzijde van de vaart bij de Middenraai, en dat de vrees voor ernstige parkeerhinder ongegrond was. Bovendien was er al een vrijstelling verleend voor een beperkt aantal parkeerplaatsen, wat betekende dat schorsing van het goedkeuringsbesluit niet zou leiden tot het gewenste resultaat van de erven.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om in te willigen. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200708473/2.
Datum uitspraak: 22 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A], wonend te [woonplaats], [verzoeker B] en [verzoeker C], als rechtsopvolgers van [verzoeker D],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Hoogeveen bij besluit van 8 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Nieuweroord 2005".
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C] (hierna: de erven [verzoekers]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2007, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2007, hebben erven [verzoeker D] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2008.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in een planologische regeling voor het multifunctionele dorpshuis "Vuurkörf" en de omgeving hiervan.
2.3. De erven [verzoekers] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" aan de Middenraai en aan de plangrens en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Daartoe voeren zij aan dat het plan, na de gewijzigde vaststelling hiervan, ten onrechte niet meer voorziet in een parkeerplaats aan de overzijde van de vaart bij de Middenraai. Voorts vrezen zij parkeerhinder aan de Middenraai, aangezien de bestemming "Verkeersdoeleinden" voorziet in parkeervoorzieningen.
2.4. Het college heeft de plangrens en voormeld plandeel niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening en acht de vrees voor ernstige parkeerhinder ongegrond.
2.5. Ten aanzien van de door de erven [verzoekers] gewenste parkeerplaats aan de overzijde van de Middenraai overweegt de voorzitter dat het bestemmingsplan hierin, na de gewijzigde vaststelling, niet meer voorziet. In zoverre zijn de erven [verzoekers] niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit aangezien daarmee het door hen gewenste resultaat niet kan worden bereikt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou in dit geval kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan de plangrens ter plaatse, doch daarmee zou de gewenste parkeerplaats nog niet mogelijk worden gemaakt.
Voor zover het verzoek is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" aan de Middenraai, overweegt de voorzitter dat op deze gronden een beperkt aantal parkeerplaatsen is aangelegd, waarvoor tevens een vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is verleend. Bij uitspraak van 20 juni 2007, kenmerken 05/GEMWT, 05/1013WW44 en 05/01352WW44, heeft de rechtbank Assen het door [verzoeker D] ingestelde beroep, voor zover betrekking hebbend op de vrijstelling ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker D] hoger beroep ingesteld bij de Afdeling en op 30 januari 2008 is dit hoger beroep ter zitting behandeld. Totdat uitspraak wordt gedaan op dit hoger beroep zal de vrijstelling in ieder geval een titel vormen voor de aanwezigheid van de parkeerplaatsen en schorsing van het goedkeuringsbesluit kan reeds hierom niet leiden tot het door de erven [verzoekers] gewenste resultaat.
2.6. In hetgeen is aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen en het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2008
459.