ECLI:NL:RVS:2008:BC5219

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800568/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de overbrenging van gemengd metaalschroot naar China

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 februari 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de besloten vennootschap Europe Metals B.V. en de rechtspersoon Taizhou Changqing Metal Co. Ltd. tegen de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De minister had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overbrenging van gemengd metaalschroot door Europe Metals naar Taizhou Changqing in China. Dit bezwaar was gebaseerd op de vrees dat de afvalstoffen niet voldeden aan de vereisten van de Verordening (EG) nr. 1013/2006, die de overbrenging van afvalstoffen regelt.

De minister had in zijn besluit van 10 januari 2008 het bezwaar van Europe Metals ongegrond verklaard. Europe Metals en Taizhou Changqing stelden dat de minister ten onrechte bezwaar had gemaakt tegen het percentage kunststof in het afval, dat volgens hen verlaagd kon worden van 45% naar 5%. De minister voerde aan dat deze wijziging een nieuwe kennisgeving vereiste en dat de analyses van de afvalstoffen onvoldoende waren om te garanderen dat er geen verboden kunststoffen in het afval aanwezig waren.

De voorzitter oordeelde dat de aanpassing van het percentage kunststof inderdaad een ingrijpende wijziging was die een nieuwe kennisgeving vereiste. De voorzitter concludeerde dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er voldoende gronden waren om bezwaar te maken tegen de overbrenging van het afval. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

200800568/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Europe Metals B.V., gevestigd te Heeze, gemeente Heeze-Leende, en de rechtspersoon Taizhou Changqing Metal Co. Ltd., gevestigd te Ligiao Taizhou Zhejiang (China),
verzoekers,
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2007 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overbrenging van gemengd metaalschroot door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Europe Metals B.V. (hierna: Europe Metals) naar de rechtspersoon Taizhou Changqing Metal Co. Ltd. (hierna: Taizhou Changqing) te China.
Bij besluit van 10 januari 2008 heeft de minister het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Europe Metals B.V. en Taizhou Changqing bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2008, hebben Europe Metals en Taizhou Changqing de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 februari 2008, waar Europe Metals B.V. en Taizhou Changqing, vertegenwoordigd door J.C. Ozinga, advocaat te Den Haag, en C.J. van Pinxteren, en de minister, vertegenwoordigd door E. Koornwinder, K. Ulmer en C.J.A. Huijbregts, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Europe Metals heeft kenbaar gemaakt voornemens te zijn om op grond van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van 14 juni 2006, betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: de Verordening) in de periode van 15 september 2007 tot en met 14 september 2008 gemengd metaalschroot over te brengen naar Taizhou Changqing te China.
2.3. Europe Metals en Taizhou Changqing zijn, kort weergegeven, van mening dat de minister ten onrechte bezwaar heeft gemaakt tegen de voorgenomen overbrenging. Zij stellen hiertoe, onder meer, dat de minister ten onrechte bezwaar heeft gemaakt tegen het te hoge percentage van de kunststoffractie in het afval, omdat Europe Metals de minister bij brief van 30 oktober 2007 uitdrukkelijk heeft verzocht en gemachtigd dit percentage van 45% naar 5% te verlagen.
Tevens voeren zij, aan dat uit de Verordening niet volgt dat geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van een algemene kennisgeving indien de over te brengen afvalstof gedeeltelijk uit kunststof bestaat.
Verder heeft de minister volgens Europe Metals en Taizhou Changqing in het bestreden besluit ten onrechte aangenomen dat er voor het vervoer geen geldige zogenoemde door China verstrekte SEPA-vergunningen (State Environmental Protection Agency vergunningen) zouden zijn.
2.3.1. De minister voert, onder meer, aan bezwaren te hebben geuit tegen het gebruik van een algemene kennisgeving, omdat in strijd met artikel 13, eerste lid, onder a, van de Verordening niet kan worden gegarandeerd dat ieder transport in essentie over soortgelijke fysische en chemische eigenschappen beschikt nu het over te brengen gemengd metaalschroot een restfractie van maximaal 45% kunststof kan bevatten. De door Europe Metals en Taizhou Changqing gewenste aanpassing van de kennisgeving met een verlaging van het percentage kunststof van 45 naar 5 procent, betreft volgens de minister een dusdanige ingrijpende wijziging van de samenstelling van de afvalstoffen dat dit een nieuwe kennisgeving vergt.
Bovendien is volgens de minister de door Europe Metals en Taizhou Changqing overlegde analyse van de samenstelling van de uit te voeren afvalstoffen onvoldoende exact om daaruit conclusies over de samenstelling van de kunststoffractie te kunnen trekken. Volgens de minister kan daardoor niet worden uitgesloten dat zich kunststoffen tussen het afval bevinden die in China verboden zijn.
De minister voert verder aan dat de voorgenomen overbrenging niet kan plaatsvinden nu de zogenaamde SEPA-vergunningen van Taizhou Changqing, welke onder meer als schriftelijke toestemming van de Chinese bevoegde autoriteit gelden, geen kunststof -aanwezig in het over te brengen metaalschroot- omvatten.
2.3.2. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de verlaging van het percentage kunststof van 45 naar 5 procent van de totale massa aan afvalstoffen dusdanig dat niet gesteld kan worden dat deze aanpassing zonder het indienen van een nieuwe kennisgeving mogelijk is.
Uitgaande van een mogelijke restfractie van minimaal 5% en maximaal 45% kunststof kan in strijd met artikel 13, eerste lid, onder a, van de Verordening niet worden gegarandeerd dat de afvalstoffen in ieder transport in essentie soortgelijke fysische en chemische eigenschappen hebben. De door Europe Metals en Taizhou Changqing overlegde analyse van de samenstelling van de uit te voeren afvalstoffen is bovendien onvoldoende exact om daar conclusies uit te kunnen trekken. Daardoor kon de minister niet beoordelen of zich in de kunststoffractie in China verboden kunststoffen bevinden.
Daarnaast blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de aanwezigheid van kunststof in het over te brengen metaalschroot niet door de zogenoemde SEPA-vergunningen van Taizhou Changqing wordt gedekt.
Gelet op het bovenstaande is de voorzitter van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voldoende gronden waren om bezwaar te maken tegen de door Europe Metals ingediende algemene kennisgeving.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2008
315.