ECLI:NL:RVS:2008:BC5217

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708248/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kortendijk gemeente Roosendaal

Op 19 februari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het verzoek was gericht tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Kortendijk', dat door de raad van de gemeente Roosendaal was vastgesteld. Het college had op 9 oktober 2007 besloten over de goedkeuring van dit bestemmingsplan, dat een wijziging van de bestemming van een trottoir beoogde. De verzoeker, die overlast ondervond van het gebruik van het trottoir voor het stallen van fietsen door een nabijgelegen fietsenwinkel, had beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 7 februari 2008, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, is het verzoek behandeld. De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter constateerde dat het bestemmingsplan grotendeels conserverend van aard is en dat de wijziging van de bestemming van het trottoir niet direct de oorzaak is van de overlast die de verzoeker ervaart. De overlast zou voornamelijk veroorzaakt worden door vrachtverkeer dat voor zijn woning parkeert of langsrijdt.

De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien indien het besluit in de bodemprocedure zou worden vernietigd, er alsnog tegen het gebruik van het trottoir kan worden opgetreden. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200708248/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2007, kenmerk 1296481, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Roosendaal (hierna: de raad) bij besluit van 29 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Kortendijk".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2007, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft zijn beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 januari 2008.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2007, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 februari 2008, waar [verzoeker] in persoon en bijgestaan door mr. F.J.J. van West de Veer, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, is verschenen. Verder is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. A.L.G. Arnold en I. Kraus, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [derdebelanghebbende].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan beoogt een actuele planologische regeling te geven voor een wijk aan de oostzijde van Roosendaal. Het plan is grotendeels conserverend van aard.
Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in een wijziging van de bestemming van het trottoir tegenover de woning van verzoeker aan de [locatie] (hierna: het trottoir) van "Verkeer (V)" in "Gemengd (GD(3)(z))". Verzoeker heeft bezwaar tegen deze bestemmingswijziging nu daardoor het huidige illegale gebruik van het trottoir voor het stallen van fietsen door de ter plaatse gevestigde fietsenwinkel wordt gelegaliseerd. Verzoeker acht dit ongewenst omdat hij hiervan overlast ondervindt. Verzoeker wijst hierbij op een uitspraak van de Afdeling van 12 december 2007 in zaak no.
200704817/1waarbij zijn hoger beroep tegen het afwijzen van een verzoek tot handhaving gegrond is verklaard.
2.3. Ingevolge artikel 2.1.1., aanhef en onder b, van de planvoorschriften, zijn de op de plankaart voor "Gemengd" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "(3)" bestemd voor:
1. detailhandel op de begane grond;
2. dienstverlening op de begane grond;
3. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten en op de begane grond;
4. maatschappelijk;
5. wonen;
6. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
Ingevolge artikel 2.1.2.2., aanhef en onder d, van de planvoorschriften, zijn ter plaatse van de aanduiding ("z")(zonder gebouwen) geen gebouwen toegestaan.
2.4. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ziet de voorzitter voorshands geen reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat een groot deel van de overlast die verzoeker ondervindt wordt veroorzaakt door vrachtverkeer dat parkeert op de weg voor zijn woning, dan wel langs zijn woning rijdt. Deze overlast is geen direct gevolg van het gebruik van het trottoir voor het stallen van fietsen.
Voorts ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat inwerkingtreding van het desbetreffende plandeel in de periode tot de behandeling van het beroep in de bodemprocedure tot onomkeerbare gevolgen zal leiden. Hiertoe overweegt de voorzitter dat, indien het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan in de bodemprocedure in zoverre wordt vernietigd, tegen het gebruik van het trottoir voor het stallen van fietsen kan worden opgetreden.
Gezien het vorenstaande acht de voorzitter een spoedeisend belang tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening niet aanwezig, zodat het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Langeveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2008
317-472.