ECLI:NL:RVS:2008:BC4697

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704524/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en gebruiksbeperkingen van bedrijfsverzamelgebouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Habo Hoveniers B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland een dwangsom heeft opgelegd voor het onterecht gebruik van een bedrijfsverzamelgebouw op het perceel Duinzoom 1 te Renesse. Het college had Habo Hoveniers gelast het gebouw niet anders te gebruiken dan als tuincentrum en hoveniersbedrijf, conform het bestemmingsplan. Habo Hoveniers had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop Habo Hoveniers in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak op 15 januari 2008 behandeld. Habo Hoveniers stelde dat het gebruik van het gebouw door andere bedrijven niet in strijd was met het bestemmingsplan, maar de Raad van State oordeelde dat het gebruik van het perceel door andere bedrijven in strijd was met de bestemmingsplanvoorschriften. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeerde dat het college terecht handhavend had opgetreden, omdat het gebruik van het gebouw niet in overeenstemming was met de bestemming van het perceel.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden verplichten om van handhaving af te zien. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat Habo Hoveniers niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan die het gebruik van het gebouw voor andere activiteiten dan tuincentrumactiviteiten rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200704524/1.
Datum uitspraak: 20 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Habo Hoveniers B.V.", gevestigd te Renesse,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1155 van de rechtbank Middelburg van 23 mei 2007 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland (hierna: het college) appellante (hierna: Habo Hoveniers) onder oplegging van een dwangsom gelast het bedrijfsverzamelgebouw op het perceel Duinzoom 1 te Renesse (hierna: het perceel) niet anders te gebruiken dan als een tuincentrum en hoveniersbedrijf zoals bedoeld in het bestemmingsplan.
Bij besluit van 28 augustus 2006 heeft het college het door Habo Hoveniers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door Habo Hoveniers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Habo Hoveniers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 augustus 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2008, waar Habo Hoveniers, vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.Y. Schenk-Syswerda en E.M. Caspers, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het gebouw, genaamd het Inspiratum, is op het perceel tot stand gekomen na een verhuizing binnen Renesse van Habo Renesse B.V, bestaande uit een tuincentrum en hoveniersbedrijf, van de Hogezoom naar het bedrijventerrein ‘Duinzoom’. Op 1 januari 2005 is het hoveniersbedrijf van Habo Renesse B.V. overgenomen door Habo Hoveniers Met ingang van 1 juni 2006 heeft Habo Hoveniers haar activiteiten beëindigd en het Inspiratum gesloten.
2.2. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied-Oost, achtste herziening" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met als subbestemming "tuincentrum en hoveniersbedrijf (BTth)".
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het bestemmingsplan mag ter plaatse van de subbestemming "BTth" maximaal 2500 m2 van de bebouwing worden aangewend als verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de tuincentrumactiviteiten.
Ingevolge artikel 11a, eerste lid, van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, zijn deze gronden bestemd voor de uitoefening van plaatselijk verzorgende bedrijfsactiviteiten te weten tuincentrum en hoveniersbedrijf.
Artikel 11a, tweede lid, onder a, (Beschrijving in Hoofdlijnen) van de tot het bestemmingsplan behorende voorschriften, luidt: "Op enkele locaties in Schouwen-West, voornamelijk in de omgeving van de Hogezoom, is bedrijvigheid gelegen op een als niet passend ervaren locatie. Om verkeers- en milieutechnische redenen, maar ook vanwege bedrijfseconomische overwegingen verdient verplaatsing van deze bedrijven de aandacht. Teneinde deze bedrijven de mogelijkheid te geven zich te verplaatsen, is binnen de ontwikkelingslocatie voor landschapsbouw aan weerszijden van de Kooijmansweg ruimte gereserveerd voor hervestiging".
Ingevolge artikel 11a, tweede lid, onder b, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is nieuwvestiging van bedrijvigheid uitgesloten. Daar het oplossen van knelpunten in bovengenoemde kernen aanleiding van de aanleg van het bedrijventerrein is, zal dit ook bij mogelijke toekomstige mutaties van de bedrijfsactiviteiten op dit terrein een belangrijk vestigingscriterium zijn. Daarnaast is het van belang dat het bedrijven betreft, waarvan de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op de omgeving van Renesse.
Ingevolge artikel 11a, tweede lid, onder e, van de planvoorschriften, dient deze Beschrijving in Hoofdlijnen mede als toetsingskader voor de beoordeling van bouwaanvragen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken anders te gebruiken dan in overeenstemming met de aangegeven bestemming.
2.3. Niet in geschil is dat de showroom van het Inspiratum ten tijde van het besluit op bezwaar gezamenlijk werd gebruikt door vijf andere bedrijven dan Habo Hoveniers voor het verkopen van niet-tuingerelateerde producten, variërend van zwembaden tot haarden en diensten. Tevens is niet in geschil dat dit gebruik in strijd is met artikel 11a, eerste lid, van de planvoorschriften.
2.4. Het betoog van Habo Hoveniers dat de rechtbank heeft miskend dat het gebruik van het perceel door andere bedrijven dan het tuincentrum en hoveniersbedrijf als zodanig niet in strijd is met artikel 11a, tweede lid, van de planvoorschriften kan, in het licht van de bestemming van de gronden vanwege de aard van die activiteiten, niet leiden tot het oordeel dat het gebruik van het perceel in overeenstemming met het bestemmingsplan is.
2.5. Habo Hoveniers betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij de op 7 oktober 2004 voor het Inspiratum verleende bouwvergunning, impliciet vrijstelling heeft verleend voor het gebruik van het bedrijfsgebouw op het perceel voor andere activiteiten dan voor tuincentrumactiviteiten in de zin van artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften.
2.5.1. Dit betoog slaagt niet. De Afdeling heeft eerder overwogen (uitspraak van 6 juni 2007 in zaak nr.
200607230/1) dat als uit een aanvraag om bouwvergunning zonder meer kan worden afgeleid dat het bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan zou worden gebruikt, en het college, zich bewust van dat voorgenomen gebruik, de vergunning in weerwil van de planvoorschriften heeft verleend, dit gebruik geacht kan worden rechtstreeks voort te vloeien uit de door het college verleende bouwvergunning.
Uit de bouwaanvraag met bijbehorende bouwtekening voor het Inspiratum blijkt dat vergunning is aangevraagd voor de bouw van een bedrijfsgebouw met showroom. Uit deze bouwaanvraag, die heeft geleid tot de op 7 oktober 2004 verleende bouwvergunning, noch uit de daarbij behorende bouwtekening kan worden afgeleid dat vergunning is gevraagd voor een bedrijfsgebouw waarbij verkoopvloeroppervlakte zal worden aangewend voor andere activiteiten dan tuincentrumactiviteiten. Dit kan, anders dan Habo Hoveniers betoogt, evenmin worden afgeleid uit de vorm van het gebouw zoals opgenomen op de bouwtekening, en ook niet uit de omstandigheid dat het gebouw op de bouwtekening brede toegangsdeuren heeft. Aan de overeenkomst tussen de gemeente Schouwen-Duiveland en Habo Renesse B.V., waarnaar Habo Hoveniers verwijst, komt geen betekenis toe bij beantwoording van de vraag of het gebruik moet worden geacht rechtstreeks voort te vloeien uit de bouwvergunning, reeds omdat deze daarvan geen deel uitmaakt.
2.6. De conclusie is dat is gehandeld in strijd met artikel 11a, tweede lid, en artikel 23, eerste lid, van de planvoorschriften, zodat het college ten aanzien van het gebruik van het perceel door andere bedrijven dan Habo Hoveniers alsmede ten aanzien van het aanwenden van verkoopvloeroppervlakte van het Inspiratum voor andere activiteiten dan voor tuincentrumactiviteiten, handhavend kon optreden.
2.7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.8. Habo Hoveniers betoogt dat bijzondere omstandigheden bestaan op grond waarvan handhaving onredelijk is. Daartoe stelt zij als rechtsopvolger van het hoveniersbedrijf van Habo Renesse B.V. aan de bedoelde overeenkomst en aan een bijbehorend besprekingsverslag van 15 april 2004 het gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen ontlenen dat het bedrijfsgebouw op het perceel als zogenoemd tuinkijkhuis mocht worden gebruikt voor andere activiteiten dan voor tuincentrumactiviteiten, en dat zich tevens andere bedrijven in het bedrijfsgebouw Inspiratum mochten vestigen in strijd met artikel 11a van de planvoorschriften.
2.8.1. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.
Uit voormelde overeenkomst blijkt slechts dat het Habo Renesse B.V. werd toegestaan een tuinkijkhuis te exploiteren, waaronder de partijen die de overeenkomst met elkaar zijn aangegaan volgens het besprekingsverslag een tuincentrum bedoelden dat zich richt op het luxere marktsegment. Dat daarbij werd toegestaan een drietal caravans en een serre in de showroom te plaatsen, diende, blijkens dit verslag, uitsluitend om mogelijke kopers ideeën aan de hand te doen en niet, zoals Habo Hoveniers thans stelt, om deze producten ter plaatse te verkopen. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat Habo Hoveniers niet aannemelijk heeft gemaakt dat met de overeenkomst namens het college, concrete toezeggingen zijn gedaan waaraan Habo Renesse B.V. dan wel haar rechtsopvolger Habo Hoveniers het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat het bedrijfsgebouw op het perceel mocht worden gebruikt voor andere activiteiten dan voor tuincentrumactiviteiten en dat zich andere bedrijven in het bedrijfsgebouw Inspiratum mochten vestigen in strijd met artikel 11a van de planvoorschriften.
2.9. Habo Hoveniers betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het treffen van handhavingsmaatregelen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Zij voert hiertoe aan dat thans in het bedrijfsgebouw op het perceel, onder de naam Tuinkijkhuis Renesse, vrijwel dezelfde tuincentrumvreemde activiteiten worden verricht als voorheen in het Inspiratum van Habo Hoveniers en dat daartegen door het college niet met handhavingsmaatregelen wordt opgetreden.
2.9.1. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Het Tuinkijkhuis Renesse heeft haar deuren geopend, voordat het besluit op bezwaar werd genomen. Volgens het college is uit een ter plaatse gehouden controle gebleken dat de activiteiten in het Tuinkijkhuis Renesse niet gelijk zijn aan de thans aan de orde zijnde activiteiten. Niet is aannemelijk gemaakt dat de situatie in het Tuinkijkhuis Renesse zodanig overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie, dat het college daarin aanleiding moest zien van handhavend optreden af te zien. Voor zover in het Tuinkijkhuis Renesse activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het bestemmingsplan, zal het college, naar het ter zitting heeft aangegeven, hiertegen handhavend optreden.
2.10. Ten slotte betoogt Habo Hoveniers tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid handhaving niet onevenredig heeft kunnen achten in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, nu Habo Hoveniers dit betoog niet met argumenten heeft onderbouwd.
2.11. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008
163-543.