ECLI:NL:RVS:2008:BC4670

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200709171/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woonhuis in Valkenswaard

Op 15 februari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoekster] tegen het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard, naar aanleiding van een eerder besluit van het college van 28 augustus 2007. Dit besluit verklaarde het bezwaar van [verzoekster] tegen een bouwvergunning, verleend op 12 september 2006, ongegrond. De bouwvergunning betrof het veranderen en vergroten van een woonhuis op het perceel [locatie] te Valkenswaard.

De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch had op 23 november 2007 het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Hierop heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 februari 2008 zijn zowel [verzoekster] als het college vertegenwoordigd, evenals de vergunninghouder.

De voorzitter heeft overwogen dat er gerede twijfel bestaat of het bouwplan in overeenstemming is met de bestemmingsplanvoorschriften. Er is onvoldoende zekerheid of het voorziene bouwwerk als aanbouw kan worden gekwalificeerd en of het voldoet aan de afstandseisen tot de zijdelingse perceelgrens. Gezien deze twijfels heeft de voorzitter besloten om de besluiten van het college van 28 augustus 2007 en 12 september 2006 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekster] en het griffierecht.

Uitspraak

200709171/2.
Datum uitspraak: 15 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/3292 en 07/3293 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 november 2007 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard (hierna: het college) opnieuw ongegrond verklaard het door verzoekster gemaakte bezwaar tegen het besluit van 12 september 2006, strekkende tot verlening aan [vergunninghouder] van een bouwvergunning voor het veranderen en vergroten van een woonhuis op het perceel [locatie] te Valkenswaard (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 23 november 2007, verzonden op 28 november 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2007, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 februari 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [adviseur] en [zoon] en het college, vertegenwoordigd door mr. G.L.E. Pijnenburg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar [vergunninghouder] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe om de door het college genomen besluiten van 12 september 2006 en 28 augustus 2007 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, totdat in de bodemprocedure is beslist.
2.3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Borkel en Schaft" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "woningen in de klasse E (eengezinshuizen)" en "Tuin II".
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als "Woningen in de klasse E (eengezinshuizen)" aangewezen gronden bestemd voor eengezinshuizen, met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge het tweede lid, onder A, aanhef en sub b mogen, voor zover hier van belang, deze gronden uitsluitend worden bebouwd met aanbouwen aan de achter- en/of zijgevels van de eengezinshuizen.
Ingevolge het derde lid, onder A, aanhef, moeten de eengezinshuizen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
c. de afstand van het einde van een bouwblok tot elke zijdelingse perceelgrens bedraagt, voor zover hier van belang, vier meter.
Ingevolge artikel I van de "Administratieve herziening I van bestemmings- en uitwerkingsplannen met betrekking tot bijgebouwen", waarbij het bestemmingsplan is gewijzigd, wordt onder aanbouw verstaan: een met het hoofdgebouw verbonden ruimte, die ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en als zodanig qua verschijningsvorm afwijkt van de bouwmassa van het hoofdgebouw.
2.4. Op voorhand bestaat onvoldoende zekerheid of het oordeel van de voorzieningenrechter, dat van strijd met de bestemmingsplanvoorschriften geen sprake is, in de bodemprocedure stand zal houden. Er bestaat gerede twijfel of het voorziene bouwwerk een aanbouw is als bedoeld in artikel I van de planvoorschriften, nu, gelet op de nagenoeg gelijke hoogte van een groot deel van het voorziene bouwwerk - dat op de bouwtekening is aangeduid als verblijfsruimte A, verblijfsruimte B en toilet - en de vergelijkbare kapconstructie, niet buiten twijfel is of sprake is van ondergeschiktheid aan het hoofdgebouw. Voorts bestaat onvoldoende zekerheid of het bouwplan, voor zover dat in de bestemming "woningen in de klasse E (eengezinshuizen)" is voorzien en direct grenst aan de zijdelingse perceelgrens met [verzoekster], in overeenstemming is met artikel 15, derde lid, onder A, aanhef en sub c, van de planvoorschriften. Uit de tekst van dit artikellid, gelezen in samenhang met het eerste en tweede lid van dit artikel, kan niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat voor aanbouwen aan de zijgevel van eengezinshuizen de afstandseis van vier meter tot aan de zijdelingse perceelgrens niet geldt.
2.5. Gelet hierop, bestaat aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Het verzoek van [verzoekster] om het college te veroordelen in de reiskosten van een meegebrachte getuige wordt afgewezen, nu geen getuige is meegebracht.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van 28 augustus 2007 en van 12 september 2006;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 678,30 (zegge: zeshonderdachtenzeventig euro en dertig cent), waarvan € 644,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Valkenswaard aan [verzoekster] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Valkenswaard aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2008
414.