ECLI:NL:RVS:2008:BC4639

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703732/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor opslag en verkoop van vuurwerk in Terneuzen

Op 30 maart 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen een vergunning aan [vergunninghouder] voor de oprichting en exploitatie van een inrichting voor de opslag en verkoop van vuurwerk aan [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 19 april 2007 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning hebben [appellant] en anderen op 30 mei 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden op 20 juni 2007 aanvulden. Het college diende een verweerschrift in en na het vooronderzoek werden nadere stukken van [appellant] en anderen ontvangen en aan de andere partijen toegezonden. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak verwezen naar een enkelvoudige kamer.

De zitting vond plaats op 11 januari 2008, waar het college vertegenwoordigd was door C.J. Ritico en E. Jansen-Verplanke, en [vergunninghouder] bijgestaan door A.M.W.A.M van der Linden. Tijdens de zitting voerden [appellant] en anderen aan dat de reactie van het college op hun zienswijzen onvoldoende gemotiveerd was. Het college had echter in het bestreden besluit ingegaan op de zienswijzen, en de Raad van State oordeelde dat de reactie niet onvoldoende was, ook al kwam deze overeen met eerdere reacties op andere zienswijzen.

Daarnaast stelden [appellant] en anderen dat de vestiging van de inrichting nabij andere bebouwing onterecht was toegestaan vanwege veiligheidsrisico's. De Raad van State oordeelde dat het college de veiligheidsafstanden, zoals vastgelegd in het Vuurwerkbesluit, in acht had genomen en dat er geen grond was voor weigering van de vergunning. De argumenten van [appellant] en anderen die betrekking hadden op planologie werden niet relevant geacht voor de beoordeling van de vergunning op basis van de Wet milieubeheer.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 20 februari 2008.

Uitspraak

200703732/1.
Datum uitspraak: 20 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor onder meer de opslag en verkoop van vuurwerk aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 19 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief van 25 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 20 juni 2007 zijn de gronden aangevuld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellant] en anderen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door C.J. Ritico en E. Jansen-Verplanke, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [vergunninghouder], bijgestaan door A.M.W.A.M van der Linden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] en anderen voeren kort gezegd aan dat de reactie van het college op de door hen naar voren gebrachte zienswijzen over het ontwerp van het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Zij wijzen erop dat deze reactie nagenoeg overeenkomt met een reactie op eerder door hen over een ander ontwerp naar voren gebrachte zienswijzen, terwijl die zienswijzen niet geheel gelijkluidend waren.
Het college is in het bestreden besluit ingegaan op de door [appellant] en anderen naar voren gebrachte zienswijzen. Dat deze reactie overeenkomt met de reactie op eerder door hen naar voren gebrachte zienswijzen, betekent op zichzelf niet dat deze reactie onvoldoende is. Ook voor het overige is er geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepsgrond faalt.
2.2. [appellant] en anderen menen verder dat het college de vestiging van de inrichting in de nabijheid van andere bebouwing vanwege de veiligheidsrisico's ten onrechte heeft toegestaan.
In artikel 4.2, tweede lid, aanhef en onder d, samen met bijlage 3, van het Vuurwerkbesluit is vastgelegd welke veiligheidsafstanden tussen de vuurwerkopslag en kwetsbare objecten door het college in acht moeten worden genomen bij vergunningverlening. Het college heeft ter zitting gesteld dat deze afstanden in acht zijn genomen. Er is geen aanleiding om dit standpunt onjuist te achten. In zoverre bestond voor het college geen grond voor weigering van de vergunning. De beroepsgrond faalt.
2.3. [appellant] en anderen voeren voor het overige met name argumenten aan die betrekking hebben op planologie. Deze argumenten hebben geen betrekking op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van de Wet milieubeheer en kunnen daarom, gezien de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer, niet leiden tot het oordeel dat de vergunning had moeten worden geweigerd of dat daaraan nadere voorschriften hadden moeten worden verbonden.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008
262-570.