Datum uitspraak: 20 februari 2008
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Verzinkerij West-Brabant B.V., gevestigd te Halderberge,
het college van burgemeester en wethouders van Halderberge,
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Halderberge (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Verzinkerij West-Brabant B.V. (hierna: West-Brabant) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een verzinkerij aan de Blauwe Hoefweg 11 te Oudenbosch, gemeente Halderberge. Dit besluit is op 12 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft West-Brabant bij brief van 21 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2008, waar West-Brabant, vertegenwoordigd door ing. R.P.J. Lips en L.C. Klasen, en het college, vertegenwoordigd door ing. R. Vliex en drs. J.A. Keij, zijn verschenen.
2.1. Het college heeft ter zitting aangevoerd dat het beroep van West-Brabant niet-ontvankelijk is omdat het anders zou luiden dan de tegen het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen.
Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat in beroep slechts categorieën milieugevolgen als besluitonderdelen aan de orde kunnen worden gesteld waarover een zienswijze naar voren is gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze West-Brabant redelijkerwijs niet kan worden verweten.
West-Brabant heeft zienswijzen naar voren gebracht over geluid. De beroepsgronden hebben hierop eveneens betrekking. Anders dan het college stelt, is het beroep ontvankelijk.
2.2. West-Brabant kan zich niet verenigen met het aan de vergunning verbonden voorschrift 1.7.1. Daarin zijn, kort weergegeven, grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau gesteld na één jaar na inwerkingtreding van de vergunning voor twee nabij gelegen bedrijfswoningen aan de Blauwe Hoefweg. West-Brabant voert onder meer aan dat zij niet aan deze grenswaarden kan voldoen.
2.3. Het college stelt, kort weergegeven, dat aan de gestelde grenswaarden kan worden voldaan door het gebruik van elektrische heftrucks of door het treffen van andere maatregelen.
2.4. In de aanvraag om vergunning is onder "Transportmiddelen" vermeld dat twee dieselheftrucks worden gebruikt. Het op termijn vervangen van deze heftrucks door elektrische heftrucks is, anders dan het college ter zitting heeft betoogd, niet aangevraagd. Dit is enkel als mogelijke geluidreducerende maatregel gesuggereerd in het bij de aanvraag om vergunning behorende geluidrapport.
Nu de vergunning overeenkomstig de aanvraag is verleend, is vergunning verleend voor het gebruik van dieselheftrucks. Daarom kan in het midden blijven of - zoals tussen partijen in geschil is - het gebruik van elektrische heftrucks mogelijk is en of daarmee aan de gestelde geluidsgrenswaarden zou kunnen worden voldaan.
2.4.1. Uit het geluidrapport blijkt dat wanneer de dieselheftrucks worden gebruikt, niet aan de gestelde geluidgrenswaarden kan worden voldaan. Er kan niet uit worden afgeleid dat, zoals het college in het verweerschrift betoogt, voldoende geluidreducerende maatregelen kunnen worden getroffen om bij gebruik van de dieselheftrucks aan de gestelde geluidgrenswaarden te voldoen.
Het aan de vergunning verbonden voorschrift 1.7.1 heeft gezien het voorgaande tot gevolg dat de blijkens de aanvraag beoogde bedrijfsvoering onmogelijk is, zodat het opnemen van dit voorschrift neerkomt op een weigering van de gevraagde vergunning. Dit verdraagt zich niet met het stelsel van de Wet milieubeheer.
2.5. Het beroep is gegrond. Nu het geluidaspect bepalend is voor de beantwoording van de vraag of de gevraagde vergunning kan worden verleend, dient het bestreden besluit in zijn geheel te worden vernietigd.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Halderberge van 13 februari 2007, kenmerk HA5V7353;
III. gelast dat de gemeente Halderberge aan Verzinkerij West-Brabant B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008