ECLI:NL:RVS:2008:BC4262

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707240/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake vergunningverlening voor een rundveehouderij

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 februari 2008 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] tot herziening van een eerdere uitspraak van 18 juli 2007. In die eerdere uitspraak werd het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Renswoude, dat op 17 oktober 2006 een vergunning had verleend voor het oprichten en in werking hebben van een rundveehouderij, ongegrond verklaard. De herziening werd aangevraagd op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij [verzoeker] stelde dat er feiten waren die niet bekend waren ten tijde van de eerdere uitspraak.

Tijdens de zitting op 21 januari 2008, waar [verzoeker] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. B. Nijman, en het college vertegenwoordigd was door L.J.A.M. van Rhijn, werd het verzoek behandeld. Ook [vergunninghouder] was aanwezig, bijgestaan door mr. J.A. van Laar. [verzoeker] voerde aan dat de Afdeling ten onrechte had geoordeeld dat er ten tijde van de vergunningverlening al een inrichting aanwezig was. Hij voegde een document toe uit een civiele procedure als bewijs.

De Afdeling oordeelde echter dat de feiten die [verzoeker] aanvoerde, reeds bekend waren vóór de eerdere uitspraak en dat het document uit de civiele procedure dateerde van na de uitspraak. Hierdoor was er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die tot herziening konden leiden. De Afdeling wees het verzoek om herziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.

Uitspraak

200707240/1.
Datum uitspraak: 13 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2007, in zaak no.
200608549/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 18 juli 2007, in zaak no.
200608549/1, heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Renswoude (hierna: het college) van 17 oktober 2006, waarbij aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is verleend voor het oprichten en in werking hebben van een rundveehouderij aan de [locatie] te [plaats], ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 8 oktober 2007 heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2008, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. B. Nijman, advocaat te Wageningen, en het college, vertegenwoordigd door L.J.A.M. van Rhijn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], bijgestaan door mr. J.A. van Laar, advocaat te Woudenberg, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. [verzoeker] voert aan dat de Afdeling in de uitspraak van 18 juli 2007 ten onrechte heeft geoordeeld dat ten tijde van het verlenen van de vergunning reeds een inrichting aanwezig was. Als bewijs hiervoor heeft hij bij het verzoek om herziening een in een civiele procedure tussen hem en [vergunninghouder] uitgebracht stuk gevoegd.
2.3. [verzoeker] heeft reeds vóór de uitspraak van de Afdeling aangevoerd dat er geen inrichting aanwezig was. Het bestreden oordeel in de uitspraak van de Afdeling is een reactie op dit betoog. Het in het verzoek om herziening gestelde feit dat geen sprake was van een inrichting - de juistheid ervan daargelaten - was [verzoeker] dus bekend vóór de uitspraak. In zoverre is er geen sprake van feiten die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
Voor zover het verzoek om herziening aldus moet worden opgevat, dat het in de civiele procedure uitgebrachte stuk een feit of omstandigheid is die tot herziening noopt, overweegt de Afdeling als volgt. Het bedoelde stuk dateert van na de uitspraak van de Afdeling. In zoverre is er geen sprake van feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. Gelet op het voorgaande doen zich geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor, zodat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2008
262-493.