Datum uitspraak: 13 februari 2008
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
Bij besluit van 20 april 2007 (hierna: het primaire besluit) heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college van gedeputeerde staten) op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort (hierna: het college van burgemeester en wethouders) krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder hogere grenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege het wegverkeerslawaai, vastgesteld met betrekking tot de Jacob van Heemskerckstraat, de Burgemeester Engelbertsstraat, de Thorbeckestraat en de Hogeweg te Zandvoort, in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "Middenboulevard".
Bij besluit van 14 juni 2007, verzonden op 21 juni 2007, heeft het college van gedeputeerde staten het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief van 25 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2007, beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellanten]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2008, waar [appellanten] en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Riessen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.A. Sandbergen, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2.1. Op 1 januari 2007 zijn de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase, Stb. 350) en het Besluit geluidhinder in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wet en dit besluit doorgevoerde wijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.
2.2. Ingevolge artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Het college van gedeputeerde staten heeft het bezwaar van [appellanten] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [appellanten] volgens hem niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer bij uitspraak van 5 december 2007 in zaak nr.
200700885/1) is bij het besluit omtrent de vaststelling van hogere grenswaarden, naast degene die om deze vaststelling heeft verzocht, uitsluitend de (toekomstige) eigenaar, andere zakelijke gerechtigde of gebruiker van een woning waarvoor de hogere grenswaarde is vastgesteld, rechtstreeks betrokken. Nu ten aanzien van de woning van [appellanten] geen hogere grenswaarden zijn vastgesteld, is het belang van [appellanten] niet rechtstreeks bij dat besluit betrokken en zijn zij niet als belanghebbende aan te merken.
2.5. Het college van gedeputeerde staten heeft het bezwaar van [appellanten] tegen het primaire besluit terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2008